Jezus vertelde in dit hoofdstuk 15 van het Bijbelboek Lukas drie gelijkenissen met een vergelijkbare strekking. Het gaat over hoe je als mens zoek kunt raken en hoe je gevonden kunt worden. Maar daar zit uiteraard ook de boodschap in naar ons: Hoe kunnen wij gemeente van Jezus Christus zijn in deze tijd?
Gelijkenissen, verhalen die je hoop kunnen geven, die je de weg wijzen, maar die ook de vinger op de zere plek kunnen leggen. Bij onszelf en bij onze gemeente.
Het eerste verhaal gaat over een herder die, nadat er een schaap zoekgeraakt is, de kudde achterlaat en op zoek gaat naar dat ene schaap.
Het tweede verhaal gaat over een vrouw die een van haar drachmen kwijtgeraakt is en haar huis gaat vegen. Tenslotte een verhaal over een vader die moet toezien dat zijn zoon hem verlaat, maar die vol hoop blijft uitzien naar zijn terugkeer.
Drie manieren van wegraken worden genoemd: de weg kwijt, de waarde kwijt en de liefde kwijt. Maar ook drie manieren van gevonden worden komen voorbij: de herder zoekt, de vrouw veegt en de vader verwacht.
Drie situaties om over na te denken.
Soms moet je de ander opzoeken, tijd investeren in dienstbetoon naar de naaste.
Soms moet je de durf hebben om de bezem door de organisatie, de gemeente, de vaste patronen, de tradities te halen. Kernzaken weer laten prevaleren, bijzaken opvegen en verwijderen.
Soms kun je niet meer dan bidden, hopen en verwachten, want er was geen andere mogelijkheid.
Maar die vrouw hè, dat houdt me bezig, want er valt me wat op.
Zij zoekt niet. Ze wacht ook niet af, nee, ze stroopt de mouwen op en gaat vegen. Dat zal best wel wat stof hebben doen opwaaien, maar het geeft ook nieuwe ruimte. Het schept kansen.
Durven we het aan om ruimte te scheppen bijvoorbeeld voor de jongeren, een vrijere invulling van de eredienst, ruimte voor anders ge-aarden, een open deur voor niet-, soms-, en bijna- gelovigen?
Of slaat de ‘stof’-allergie bij het eerste het beste voorstel al toe en ‘vegen’ we nieuwe ideeën of vormen maar gauw van tafel?
Betekent dat nu dat alles dan maar anders moet? Nee, zeker niet, maar ik denk dat Jezus ons aanspoort om actief te zijn. Open te staan naar de wereld, drempelverlagend te werken. Samen de Geest bidden om ons de moed en durf te geven ons geestelijk huis schoon te vegen en onze ‘bezem’ te besturen. En bovenal ons de kracht te geven om het in alles op ieder moment van Hem te verwachten.
Wij zijn zo waardevol in Gods handen en dat wordt duidelijk wanneer je nadenkt over die vrouw.
Eén drachme kwijt, moet je daar zo’n ophef over maken? Nou, inderdaad moet dat.
In die tijd had een drachme ongeveer dezelfde waarde als een denarie. En we weten uit de Bijbel dat dat in die tijd gelijk stond aan het dagloon van een geschoolde arbeider. Als je bedenkt dat vrouwen in die tijd niet echt meetelden, laat staan betaald werden, was dit een behoorlijk bedrag.
Waarschijnlijk waren de tien drachmen haar bruidsschat en dus haar persoonlijk eigendom. Ze waren in haar muts genaaid en die ging zelfs ‘s nachts meestal niet af. Een gebruik dat we ook nu nog tegenkomen. Deze munten waren voor haar de spaarpot in tijden van grote nood, of wanneer haar man haar wegstuurde betekende het een overlevingskans. Vandaar dat ze de lamp aansteekt en haar huis met bezemen keert, met andere woorden, er al het mogelijke aan doet om het verlorene weer terug te vinden.
Het zal u wel duidelijk zijn dat met die drachme een mens wordt bedoeld die is afgegleden van het geloof. Zoekgeraakt in de strijd van het leven. Misschien wel afgeknapt op de kerk. En wat geeft het dan een vreugde, een feest, in de hemel en op aarde wanneer de zondaar, de drachme, de zoon en het schaap weer gevonden zijn. Gods liefde voor zondaars is zo groot, het gaat ons bevattingsvermogen te boven. Maar dit weten we wel: Zijn liefde voor ons is zo groot dat Hij Zijn Zoon stuurde, naar jou en mij. Daarom, open je hart voor hem en ontdek waar jij en je gemeente een taak zien en vergeet niet te vegen…
Art van der Molen, Bierum