(Dit is het tweede deel van een artikelenserie over duurzame landbouw en had geplaatst moeten worden in nummer 10/11 van 8 maart. Toen is abusievelijk het eerste deel nogmaals afgedrukt, waarvoor excuses)
Het vorige artikel over de landbouw eindigde met deze vraag. We ontkomen niet aan de constatering dat de periode sinds WOII ons richting sociale en ecologische grenzen heeft gebracht. Een alsmaar groeiende westerse economie die zich baseert op delven, verbruiken en weggooien vraagt meer van de aarde dan de aarde aan kan. Christenen mogen daar niet de schouders over ophalen. Boeren niet, burgers niet, bestuurders niet. Ook de landbouw loopt aan tegen grenzen van de aarde en de maatschappij.
Doorgaan op de bekende manier is niet vol te houden als het de draagkracht van de natuur en de mensen te boven gaat. Als de grens van het volhoudbare in zicht komt wordt de vraag actueel: wat voor boer wil ik zijn, wat voor burger wil ik zijn, wat voor bestuurder wil ik zijn. En wat ga ik dan anders doen om binnen de grenzen van de aarde en de samenleving te blijven. Voormalig minister van LNV Carola Schouten (CU) introduceerde daarvoor de kringlooplandbouw. Op de website van het ministerie staat dat nog steeds prominent te lezen als de visie van het ministerie: De Nederlandse land- en tuinbouw en visserij is wereldwijd toonaangevend. Tegelijkertijd staat Nederland voor een aantal grote maatschappelijke uitdagingen op het gebied van stikstofreductie, natuurherstel en klimaat. Het water vervuilt, de bodem raakt uitgeput en planten, vogels en insecten verdwijnen. Om deze uitdagingen het hoofd te bieden moeten we een omslag maken naar kringlooplandbouw.
Kringlooplandbouw is iets waar bijna alle boeren zich wel iets bij voor kunnen stellen. Eeuwenlang was de landbouw gericht op een kringloop van bodem, dieren, mest, gewassen en mensen om voedsel te produceren voor mens en dier. Je kon niet meer dieren houden dan je te eten kon geven in de winter met de gewassen uit de zomer. Hooi voor de koeien, granen voor de kippen en alle restjes gingen naar de varkens. Kringlooplandbouw kent praktische bezwaren omdat alles wat als voedsel naar mensen gaat, in feite de kringloop uitgaat als het verteerde voedsel niet terugkomt op het land, maar via de toiletten in het riool verdwijnt. De mens die de bodem bewerkt, gewassen verbouwt, dieren houdt en voedsel eet om het werk op het land te kunnen doen, is de basis van het landbouwvoedselsysteem. Dit basisprincipe is uit het zicht geraakt in de moderne wereld met zijn wereldwijde handelsbetrekkingen, mechanisatie, automatisering, kunstmest, industrialisatie, supermarkten en 24/7 verkrijgbaarheid van voedsel. Nooit zijn zo weinig boerenbedrijven in Nederland voor zoveel voedselproductie verantwoordelijk geweest. Dit verklaart een deel van de on-verbondenheid die veel burgers ervaren met de huidige landbouw. Maar diezelfde burgers zien er geen probleem in dat groenten en fruit die niet in het seizoen of niet op onze breedtegraad groeien ‘gewoon’ altijd verkrijgbaar zijn. Als het wereldvoedselsysteem uit de rails gelopen is, komt dat mede door de uit de hand gelopen voedselwensen van de westerse consument. En door de handelaren in voedsel die er geen probleem in zien dat elke week weer voor elkaar te krijgen. Wat gekocht wordt, komt weer in de schappen.
Het merendeel wat op de landbouwbedrijven wordt geproduceerd is (nog) geen eetbaar voedsel, maar voedselgrondstof voor de industrie die er voedsel voor mensen en dieren van maakt in de geschikte samenstelling, hoeveelheid en verpakking. De groeiende on-verbondenheid met gangbare landbouw verklaart de hernieuwde aandacht voor het ‘authentieke’ voedsel wat zelf gezaaid, opgekweekt, geoogst en bereid is voor het met smaak gegeten wordt. De andere kant van de medaille is het goedkope ultra bewerkte hapklare voedsel, waar te veel vet, te veel suiker, te veel zout in zit en waar we te veel van eten omdat je er niet snel genoeg van krijgt. Gemak en goedkoop verslaan de beste voornemens om gezonder te leven en minder te eten.
Niemand is tegen duurzame landbouw, maar hoe komen we daar. Het begint met de boeren die richting verduurzaming willen, het begint bij bestuurders die de randvoorwaarden voor verduurzaming regelen, het begint bij burgers die duurzame landbouwproducten kopen en eten, het begint bij bedrijven die ervoor zorgen dat duurzamer voedsel in de winkelschappen komt te liggen. De transitie naar duurzame landbouw is in feite een transitie naar een duurzame economie. Ruwweg zijn er twee wegen richting duurzamere landbouw. De meest in het oog springende zijn de duurzaamheidskenmerken als PlanetProof, Beter Leven; Beter voor boer en natuur; EKO; Demeter; Fairtrade, en er zijn er meer. Zie je het logo van het keurmerk op de verpakking dan weet je als consument dat dit product voldoet aan de eisen van het betreffende keurmerk. Het keurmerk geeft een duurzaamheidsgarantie en dat het doorgaans wat duurder is dan zonder dat logo moet je als consument op de koop toenemen. Hoewel de reclame anders doet geloven is de boer die in betreffende keten levert in principe niet relevant en buiten beeld. Het kan elke boer in binnen- of buitenland zijn die voldoet aan de eisen van het keurmerk. De meeste landbouwbedrijven leveren hun producten aan de handel of de industrie. Dit noemen we de lange agrifoodketen.
Steeds meer duurzaam producerende boeren kiezen ervoor om hun producten zelf te verwerken en te vermarkten en steken daar veel energie en reclame in. Dit zijn de zogenaamde korte agrifoodketens waarin de betreffende boerderij juist reden is voor de consument om dit product te kopen of bij deze boer te kopen. Dit soort bedrijven doen meestal niet mee aan keurmerken, hun persoonlijke inzet voor de duurzaamheid is het beste verkoopargument richting de afnemers. Het is belangrijk om te benadrukken dat de korte of lange keten niet één op één te verbinden is met duurzaamheid. Of er sprake is van duurzaamheid kan bepaald worden met de bekende triple P. Wat doe je aan Planet en People. Anders gezegd in hoeverre gaat de Profit van jouw bedrijf wel of niet ten koste van Planet en People. Duurzaam produceren van voedsel gaat hand in hand met het kopen en eten van duurzaam voedsel. Wat je koopt en waar je koopt, blijft immers in stand.
Dirk de Groot is docent economie/bedrijfskunde bij Aeres Hogeschool Dronten en lid van CGK Dronten