Nederland was wereldwijd het eerste land dat in 2001 euthanasie legaliseerde, na eerdere regelingen eind jaren tachtig en halverwege jaren negentig van de vorige eeuw. Dit gebeurde in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl).
De wet en de daarmee verbonden aanpassingen van andere wetten (m.n. Wetboek van strafrecht art. 293 en 294) houdt in dat het strafbare, opzettelijk beëindigen van het leven van een ander op diens verzoek niet strafbaar is, indien het is begaan door een arts die daarbij voldoet aan de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 van de Wtl en hiervan mededeling doet aan de gemeentelijke lijkschouwer.
De zorgvuldigheidseisen in de Wtl zijn (verkort weergegeven):
a. er was sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt;
b. er was sprake van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt;
c. de patiënt is voorgelicht over diens situatie en vooruitzichten;
d. er was voor de situatie waarin deze zich bevond geen redelijke andere oplossing;
e. er is ten minste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die de patiënt heeft gezien; en
f. de levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding is medisch zorgvuldig uitgevoerd.
Stijging sterfgevallen
In de jaren sinds de invoering van de Wtl is, met enige fluctuatie, een duidelijke stijging te zien van het aantal sterfgevallen door levensbeëindiging op verzoek. Sinds het begin van de euthanasiepraktijk rond 1987 is het aantal gevallen van euthanasie gestegen van 1,7 naar 5,3 % van alle sterfgevallen (van 1800 in 1989 naar ruim 9000 gevallen in 2021).
Intensivering van pijn- en/of symptoombehandeling in de laatste fase is tussen 1990 en 2021 gestegen van negentien tot dertig procent van alle sterfgevallen. En verder is het toepassen van terminale palliatieve sedatie tussen 2005 (voor het eerst onderzocht) en 2021 gestegen van acht tot drieëntwintig procent van de sterfgevallen. Terminale palliatieve sedatie betekent dat de patiënt gedurende de allerlaatste levensfase (een tot twee weken) in slaap gebracht wordt zodat het onbehandelbare lijden niet meer wordt ervaren. Dit behoort tot de normale terminale palliatieve zorg als in principe de patiënt niet overlijdt aan de sedatie (en het onthouden van voedsel en vocht) maar aan zijn ziekte; dus als er een levensverwachting is van hooguit twee weken.
Bovendien is, onder voorwaarden, ook levensbeëindiging van mensen met dementie, met psychiatrische aandoeningen en van kinderen toegestaan en wettelijk geregeld. En in het parlement wordt gesproken over hulp bij zelfdoding bij ‘voltooid leven’.
Verwante handelingen
In Nederland is ‘euthanasie’ gedefinieerd als ‘de opzettelijke beëindiging van het leven van een patiënt, op diens verzoek, door een arts’. De Nederlandse definitie van euthanasie is dus vrij smal. Maar dit wil niet zeggen dat ethisch verwante handelingen niet voorkomen, zoals we zullen zien.
Medisch zinloze behandeling
Het beëindigen of niet instellen van een medische behandeling, wanneer zo’n behandeling medisch zinloos is, is goede zorg en geen euthanasie of levensbeëindiging, ook niet als het sterven voorzien wordt. De behandeling wordt niet beëindigd met de bedoeling dat de patiënt zal sterven. De patiënt sterft dan aan zijn aandoening die niet langer verholpen kan worden. Dit ‘principe van de proportionaliteit’ is een zeer belangrijk principe in de medische praktijk. Bij de afweging van de proportionaliteit is het criterium niet of de patiënt een ‘zinvol leven’ heeft of zal krijgen, maar of de behandeling zinvol is voor de patiënt. Het niet aanbieden van een proportionele medische behandeling, bijvoorbeeld alleen omdat de patiënt al oud en eenzaam is, valt buiten de definitie van euthanasie maar is daarmee ethisch vergelijkbaar.
Weigering behandeling
Het staken of niet instellen van een mogelijk levensverlengende medische behandeling, bijvoorbeeld een chemokuur, omdat een wilsbekwame patiënt die weigert, is evenmin een vorm van euthanasie. (Wilsbekwaam wil zeggen dat de patiënt weloverwogen kan besluiten). Behandeling mag alleen met instemming van de patiënt, die een behandeling mag weigeren. In geval van wilsonbekwaamheid moet door anderen toestemming worden gegeven, meestal de naaste familie. Of er moet een schriftelijke wilsverklaring zijn. De patiënt moet op de hoogte gesteld worden van de verwachte positieve gevolgen van een behandeling maar ook van de mogelijke negatieve neveneffecten. Een goede en open communicatie met de artsen waarin de patiënt de eigen overtuigingen duidelijk naar voren kan brengen, wordt dan ook steeds belangrijker.
Pijn- en symptoombehandeling
De derde handelwijze die geen euthanasie is, is proportionele bestrijding van pijn en symptomen, ook wanneer die als onvermijdelijk neveneffect een mogelijke bekorting van het leven meebrengt. Die neveneffecten moeten gerechtvaardigd kunnen worden in het licht van de bedoelde positieve effecten. In de praktijk kan de pijnbehandeling van effectieve, goede medische zorg overgaan naar opzettelijke verkorting van het leven van de patiënt door disproportioneel hoge pijnmedicatie. De sterke stijging in terminale palliatieve sedatie roept de vraag op of die soms niet te snel wordt toegepast zodat die wel de dood veroorzaakt.
Achtergronden
In onze cultuur is in een proces van secularisatie het zicht op God steeds meer verdwenen.
Gezondheid en levensverlenging vinden we in onze tijd heel belangrijk. Daardoor zijn ook de laatste levensfase en het sterven steeds meer onder medisch regiem gebracht. Soms gaan arts en patiënt wel erg lang door met behandelingen die toch geen verbetering meer kunnen brengen. Als men dan uiteindelijk stopt met handelingen die op herstel of stabilisering zijn gericht, bevindt de patiënt zich soms lichamelijk, psychisch en sociaal in een penibele situatie en rest nog een moeilijke en soms eenzame laatste levensfase en ziek- en sterfbed. Dit staat in schril contrast met het ideaalbeeld van onze samenleving, een gezond, mooi, vitaal, productief, onafhankelijk leven. Als dan geen goede begeleiding en zorg beschikbaar zijn, komt de vraag naar een snel en pijnloos einde gemakkelijk op. Dit kan ook heel invoelbaar zijn.
Henk Jochemsen
Prof. dr. H. Jochemsen is voormalig directeur van het Prof. dr. G.A. Lindeboom Instituut (1987-2009) en emeritus bijzonder hoogleraar medische ethiek VUmc en TU Utrecht