Veel mensen menen tegenwoordig dat er geen hel bestaat, maar dat de hel iets is van de middeleeuwen. ‘God is niet een god die mensen straft in een eeuwig vuur,’ zo horen we dan. Toch spreekt de Bijbel daar wel over. Hoe moeten we die teksten verstaan?
In drie artikelen komen de volgende vragen aan de orde: Waar komen onze voorstellingen van de hel vandaan?; Wat zegt de Bijbel over de hel?; en: Is de hel eeuwig?
Voorstellingen
Over de hel hoor je tegenwoordig weinig meer. Over de hemel des te meer. Ook buiten de kerk hoor je nog al eens: ‘Mijn vader kijkt van boven wel mee.’ ‘Nu is opa bij oma.’ Maar geloven in de hel vinden velen maar middeleeuws.
Nu zijn onze voorstellingen van de hel inderdaad gevormd door de middeleeuwers, die op hun beurt weer beïnvloed waren door de Griekse oudheid. In de literatuur heeft vooral La Divina Comedia (De Goddelijke Komedie) van Dante Alighieri (1265-1321) tot deze beeldvorming van ons bijgedragen. Dit boek, dat beschouwd wordt als een hoogtepunt van de wereldliteratuur, is één lang gedicht in drie delen, waarin zeer beeldend gesproken wordt over een reis door de hel (inferno), en door het vagevuur (purgatio) naar het paradijs (paradiso).
Van evenzo grote invloed op onze voorstellingen van de hel zijn de kunstwerken van Jeroen Bosch (1450-1516). Zijn schilderijen waren vooral een kritiek op de wantoestanden in de kerk en de samenleving van zijn tijd. Voor wat betreft de afbeeldingen van de hel zijn vooral het rechterpaneel van ‘De hooiwagen’, het rechter- en middenpaneel van ‘Het laatste oordeel’ en het rechterpaneel van ‘De tuin der lusten’ belangrijk. Op deze plaatjes worden mensen in koekenpannen gebraden, in gehaktmolens vermalen en met allerlei onsmakelijke en scherpe dingen bewerkt. Het is echter de vraag in hoeverre dit overeenkomt met wat de Bijbel ons vertelt over de hel.
Griekse mythen
In de eerste eeuwen is het christelijk geloof nogal beïnvloed door het Griekse denken. Ook voor wat betreft de beelden van de hel. Die middeleeuwse beelden werden gevormd door voorstellingen van pijnigingen uit de Griekse mythen, zoals de tantaluskwelling, de sisyfusarbeid en de straf van Prometheus.
Wat hielden deze kwellingen in? Koning Tantalus werd vanwege het stelen van nectar en ambrozijn van de goden naar de Tartarus (een afdeling van de onderwereld) gestuurd om daar een eeuwigdurende marteling te ondergaan. Tot zijn kin stond hij in water en toch zou hij eeuwig dorst hebben. Want zodra hij zijn hoofd boog om te drinken, zakte het water weg. Ook zou hij eeuwig honger hebben, want hoewel er rijpe vruchten boven zijn hoofd hingen, waaide de wind ze weg zodra hij ze wilde grijpen.
Een andere pijniging onderging de stichter en koning van Korinthe, Sisyphus. Hij was Thanatos te slim af. Daarom werd hij veroordeeld om in de Tartarus een zwaar rotsblok tegen een steile berg op te duwen. Dat rotsblok rolde echter telkens van de top weer in de diepte. Daardoor was hij gedoemd dat rotsblok, opnieuw en opnieuw, eeuwigdurend de steile berg op te duwen.
Prometheus ten slotte werd ook door Zeus gestraft, omdat hij het vuur uit de hemel had gestolen. Hij werd aan de berg Kaukasus gekluisterd waar de adelaar Ethon elke dag zijn lever kwam opeten. Elke nacht groeide echter de lever weer aan. Deze straf had ook voor eeuwig moeten duren, als niet de held Herakles hem bevrijd had tijdens zijn elfde werk.
Met deze Griekse mythen voor ogen vormden Dante en Jeroen Bosch zich voorstellingen van de hel. Dit heeft ons beeld van de hel veel meer bepaald dan de Bijbel. Toch komen we de hel in de Bijbel wel degelijk tegen, ook al komt het woord ‘hel’ in de ene vertaling meer voor dan in de andere. Dit laatste geeft al aan dat er wat aan de hand is met de exegese van de woorden in de grondtalen die wij meer of minder met ‘hel’ vertalen.
‘Hemel en hel’ of ‘hemel en aarde’?
Nu is het aantal schriftgegevens over de hel gering. Bovendien wordt er over het hiernamaals en het eeuwige wel en wee in de Bijbel ook vaak in beelden gesproken. Dat beschrijvingen als ‘de buitenste duisternis’ (Mat. 8:12; 22:13; 25:30) en ‘het eeuwige vuur’ (Mat. 18:8; 25:41; Jud. 7; vgl. Mat. 5:22; Op. 14:10) beelden zijn, is gemakkelijk in te zien. Zouden we duisternis en vuur letterlijk opvatten, dan spreken ze elkaar tegen. Vuur geeft namelijk ook altijd licht, en dan is er geen duisternis.
Daarnaast kunnen we zeggen dat in de Bijbel niet ‘hemel en hel’ tegenover elkaar staan, maar ‘hemel en aarde’ (Gen. 1:1). God is in de hemel en de mens is op de aarde. ‘De hemel is de hemel van de Heer, de aarde heeft Hij aan de mensen gegeven’ (Ps. 115:16). Ook in de toekomst zijn dat de twee plaatsen. Er komt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde (Op. 21:1). De hemel komt als het ware op aarde. Hemel en aarde ‘huwen’, en God zal helemaal bij de mensen wonen. Daarom is er in het nieuwe Jeruzalem geen tempel. In het bijbelse eindplaatje zijn hemel en hel niet de twee allerlaatste eindstations. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde die in elkaar vloeien, vormen het eindplaatje van de Bijbel. Dan zal God alles in allen ‘zijn’ (1 Kor. 15:28). De hel is de buitenste duisternis, dat is over de rand, waar alle ‘zijn’ is opgelost in ‘niet-zijn’.
In het volgende artikel willen we nagaan wat respectievelijk het Oude en het Nieuwe Testament zeggen over hel en onderwereld.
Bert van Veluw, IJsselmuiden
Dr. A.H. van Veluw is godsdienstfilosoof, theoloog, publicist en emeritus predikant (PKN). Zie voor een uitgebreider verhaal over wat in deze artikelen naar voren komt zijn boek ‘Aan tafel!’ Prikkelende geloofsvragen opgediend in 12 driegangenmenu’s, Heerenveen 2015, hoofdstuk 6.