Je zou het niet zeggen, maar de eerste wortels van het bestaan van de gereformeerde kerken in Brazilië, gaan terug op een zendingsinitiatief dat heel direct met Johannes Calvijn te maken had. Hij bemoeide zich er zelf mee.
Dat Calvijn zich persoonlijk met het zendingsinitiatief in Brazilië bemoeide is op zijn minst opmerkelijk te noemen. Waarom? Omdat er in de beschrijving van de geschiedenis van de zending nogal eens op wordt gewezen dat er bij de reformatoren van het eerste uur, waaronder naast Calvijn ook Luther, maar weinig aandacht geweest zou zijn voor de zending.
Uitverkiezing
Dat er weinig aandacht voor de zending zou zijn geweest bij een reformator als Calvijn, zou te maken hebben gehad met zijn gedachten over de uitverkiezing en predestinatie (voorbestemming): God heeft mensen uitverkoren en voorbestemd tot zaligheid zonder verdienste van hun kant. Die gedachten zouden dan met betrekking tot de zending hierop neerkomen: omdat de bekering van mensen tot het geloof echt en helemaal het werk is van God dat Hij op Zijn tijd en op Zijn manier doet, heeft het geen zin om je er als mens voor in te spannen. De bekende, latere vader van de moderne zending, William Carey, liep tegen dit denken aan en kwam met een bijbelse verantwoording van zending.
Echter, als we Calvijn in heel zijn denken serieus nemen, is duidelijk dat bij hem de leer van de uitverkiezing en predestinatie nooit heeft gefunctioneerd als een ontkenning van de menselijke verantwoordelijkheid ten opzichte van de duidelijke oproep tot geloof en bekering. En dus ook niet als het gaat om de duidelijke opdracht tot zending zoals de Bijbel die weergeeft in bijvoorbeeld Mattheüs 28. Dat begreep Calvijn zonder meer. En dat stond ongetwijfeld op de achtergrond toen er een beroep op hem gedaan werd concreet medewerking en steun te geven bij een missionair initiatief.
Uitwijkplaats
In de dagen van de Reformatie is het spannend in Europa. In de meeste landen worden de aanhangers van de nieuwe leer beschouwd als ketters, en dus zijn ze hun leven lang niet altijd veilig. In die situatie komen we terecht als er in 1555 een expeditie, bestaande uit twee schepen, naar de nieuwe wereld, Brazilië, vertrekt om daar een kolonie te vestigen. De expeditie wordt geleid door Nicolas Durand, die ook wel Villegagnon wordt genoemd. Hij weet de steun te krijgen van een belangrijke sympathisant van de Hugenoten, Gaspar de Coligny, en van koning Hendrik II van Frankrijk. Villegagnon weet een groep gereformeerden mee te krijgen door hun te beloven dat ze in de nieuwe wereld helemaal vrij zullen zijn om hun geloof op hun eigen nieuwe manier te beleven. Hij belooft zelfs dat hij de nieuwe kolonie helemaal op de manier van de kerkorde van het gereformeerde Genève zal organiseren.
De eerste jaren zijn zwaar en als er problemen komen, stuurt Villegagnon een brief aan Gaspar de Cologny en aan Calvijn waarin hij om hulp vraagt. Concreet vraagt hij om zo snel mogelijk predikanten van het Woord van God te sturen, en ook om meer mensen te sturen die goed onderwezen zijn in de christelijke godsdienst. Die zijn nodig om de mensen in de nieuwe kolonie sterker te laten worden in hun geloof, zodat ze ook de oorspronkelijke inwoners ‘tot de kennis van hun verlossing kunnen brengen’.
Dagboek
De kerk in Genève is blij met deze hulpvraag. Men dankt God dat de heerschappij van Jezus Christus op deze manier wordt uitgebreid naar een land dat zo ver weg is en naar een volk dat de ware God helemaal niet kent. Er worden twee predikanten uitgekozen en naar Brazilië gestuurd: Pierre Richer en Guillaume Charretier. Naast deze twee dominees worden er ook nog elk anderen gestuurd. Onder hen is Jean de Lery, een schoenmaker die ook theologiestudent is in Genève. Hij schrijft over dit alles in zijn dagboek, en daardoor weten we al deze dingen.
Men richt zich dus, naast de opbouw van het eigen geloofsleven, ook op zending. Maar dat verloopt moeizaam. In een brief van Pierre Richer vertelt hij aan Calvijn dat de oorspronkelijke inwoners van het land ‘ongelooflijk barbaars’ zijn en dat hun hoop dat ze tot geloof in Christus zullen komen nogal eens gefrustreerd wordt. Richer wil echter niet stoppen met het werk en hij hoopt samen met zijn collega het geduld op te kunnen brengen om het werk voort te zetten. Hij hoopt daarbij dat het vrome leven van de gereformeerden in de kolonie een getuigenis zal zijn waardoor de oorspronkelijke inwoners worden aangetrokken.
Triest einde
Het loopt echter anders. De leider van de hele expeditie, Villegagnon, steunt aanvankelijk al het werk dat gedaan wordt. Hij schrijft aan Calvijn dat hij er alles voor over heeft om de zaak van Christus’ koninkrijk te dienen. Maar hij maakt een draai. Zijn oprechtheid blijkt niet echt, en hij begint van de nieuwaangekomen predikanten te eisen dat ze weer de oude rooms-katholieke rituelen moeten verrichten bij de communie en bij de doop. Hij ontdoet zich van Guillaume Charretier door hem naar Genève terug te sturen en grijpt daarna hardhandig in: de gereformeerden mogen niet langer hun geloof beleven en belijden en ze moeten in het geheim samenkomen. Ze worden verdreven van het eiland waar de kolonie gevestigd was, en keren noodgedwongen terug naar Frankrijk. Verschillenden komen om tijdens de gevaarlijke tocht over de oceaan.
Zo eindigt dit zendingsinitiatief waar Calvijn persoonlijk van geweten heeft, en dat hij geprobeerd heeft te ondersteunen. Maar dit is niet het definitieve einde. In een verslag dat rond 1564 over de gebeurtenissen wordt gepubliceerd wordt gezegd dat dit land, Brazilië, dat zo getuige is gemaakt van het sterven van martelaren van Jezus Christus op een dag de vruchten zal voortbrengen die uit dit kostbare bloed moeten voortkomen.
Die vruchten zijn gekomen, al is het ook eeuwen later. En daar ga ik in het volgende artikel op door.
Jan van ’t Spijker, Hoogeveen