De uit de oude kerk afkomstige lijst met zeven hoofdzonden is in de vorige eeuw een poosje buiten beeld is geweest. Dat was toen de opkomende psychologie inzicht zocht in de (afwijkende) gedragingen en gevoelens van mensen.
Zo’n steriele lijst met hoofdzonden wekt dan algauw de indruk dat het er slechts om gaat een not-to-do list bij de hand te houden en dat God lijkt op een politieagent die zonder pardon de regels handhaaft. De psychologie heeft ons laten zien dat tekorten van mensen diepe wortels hebben in innerlijke schade, opgelopen in (vooral de eerste jaren van) het leven.
Hoe benadert Jezus de zonden van de mensen? Het evangelie begint met ons te vertellen hoe Jezus genezend het hele land doortrok. Vooral Marcus beschrijft dat uitgebreid in de eerste hoofdstukken. Een aantal concrete genezingen wordt met zoveel woorden beschreven. Afgewisseld met zogenaamde ‘verzamelberichten’ waarin staat dat men alle zieken en bezetenen tot Hem bracht (Mar. 1:32) en dat iedereen (!) die Hem aanraakte genezen werd (Mar. 6:56).
Wat is toch de betekenis van al deze genezingen? Het lijkt wel of Jezus vooral oog heeft voor onze lichamelijke kwalen, als melaatsheid en verlamming en koorts. En waarom wordt dan vandaag niet meer zondermeer iedereen genezen?
Beschadigd
Of zou het om iets anders gaan? Dat Jezus niet gekomen is om lichamen te genezen, maar om mensen te helen met zijn heil! Dus niet: Jezus beschouwt onze ziékten als de gebrokenheid waarvoor Hij op aarde kwam, maar omgekeerd: Jezus beschouwt de diepe menselijke gebrokenheid waarvoor Hij op aarde kwam – vooral – als ziekte. Jezus ziet mensen niet allereerst als slecht, maar als gewond, beschadigd, verlamd.
Dat je zo de genezingsberichten moet lezen blijkt in de eerste plaats uit het woord dat voor ‘genezen’ wordt gebruikt en dat ook met ‘redden’ kan worden vertaald.
Het blijkt in de tweede plaats uit het feit dat de genezingen die uitdrukkelijk beschreven worden zich nogal voor de hand liggend symbolisch laten duiden: wij mensen zijn melaats (buiten de gemeenschap met God en mensen terechtgekomen), doof en blind (voor God en elkaar) en verlamd (om te wandelen op de weg van de gerechtigheid).
En dan nog in de derde plaats: Jezus trekt zelf de parallel als Hij over zichzelf zegt dat juist zieken een arts nodig hebben.
De mensen die destijds door Hem werden genezen hebben die diepere laag mijns inziens ook wel kunnen ervaren. Ziekte werd vaak als een straf van God gezien. De herkregen gezondheid moet ervaren zijn als een verrassende zegen. Zieken denken vaak dat God hen wel in de steek gelaten zal hebben. Jezus liet mensen ervaren dat God met ons is. Ze konden weer in vertrouwen verder. En dat is de bron, de kracht voor een leven zoals het is bedoeld.
Tafelgenoot
Dat is ook wat Jezus de mensen liet ervaren door met hen aan tafel te gaan. Hij ging werkelijk met Jan en alleman aan tafel, zelfs wel met duizenden tegelijk. Samen eten was in de bijbelse tijd heel bijzonder. Je lág aan tafel om de rust te vinden voor een werkelijke ontmoeting. Je ging echt niet zomaar met iedereen aan tafel. Farizeeërs zouden nooit met mensen die als zondaren bekend stonden samen eten. Want samen eten betekent dat je verbondenheid met elkaar beleeft, en dan zou de onreinheid van deze mensen de farizeeërs besmetten. Jezus at werkelijk met iedereen. De evangelist Lucas beschrijft zeven maaltijden in zijn evangelie. Daarnaast verwijst hij ook naar andere maaltijden, maar dit getal van zeven is belangrijk: Jezus is onze volmaakte Tafelgenoot. Hij komt werkelijk ons hele leven delen in hartelijke verbondenheid.
De eerste maaltijd die in Lucas beschreven wordt is met Levi en ‘een groot aantal tollenaars’ (Luc. 5:29). Tollenaars werden destijds als de grootste zondaren gezien. Het geloof van Israël was immers dat God weer een koning op de troon van David in Jeruzalem zou geven. Tollenaars hielpen de bezetter, die er alles aan deed om dát te voorkomen. En ze verdienden daar ook nog op een oneerlijke manier aan. Slechter kon toch niet.
Jezus heeft geen donderpreken tegen tollenarij gehouden. Of tegen welke andere zonde ook. Hij kon scherp zijn in zijn onderwijs, maar dat was altijd tegen de godsdienst van zijn dagen gericht. Hij ging met de zweep door de tempel en sprak zijn ‘wee u’ tegen de farizeeërs en de Schriftgeleerden. Juist omdát zij de zondaars afschreven en geen herder voor de schapen wilden zijn.
Geen fanaticus
Jezus hield geen donderpreken, wel was Hij het ultieme Voorbeeld van vertrouwen op God en van liefde voor God en de naaste. De discipelen hebben zijn onderwijs drie jaar onafgebroken mogen genieten. Aan het eind van het evangelie zeg je bepaald niet ‘wat hebben die jongens veel geleerd’. En toch bleef Jezus hen trouw. Hij was het stralende Voorbeeld, maar niet op een fanatieke manier, gefrustreerd dat zijn intiemste vrienden er nog zo weinig van terechtbrachten. Tot het einde toe stond de aanvaarding voorop: ‘Ik verlangde zo naar deze maaltijd met jullie.’ En op de paasmorgen zegt Hij tegen zijn vrienden, die op het heiligste moment van de wereldgeschiedenis ontrouw waren: ‘Vrede voor jullie!’ Wie kan nu nog twijfelen aan de overvloed van Gods genade!
De psychologie heeft ons duidelijk gemaakt dat het zelfs ongezond en contraproductief is om zonden te verdringen. Want ze zijn altijd symptomen van dieper liggende schade. De psychiater C.G. Jung zei: ‘Liever een compleet mens, dan een goed mens.’ Als wij zonden camoufleren kunnen die delen van onze ziel niet ‘genezen’, niet geraakt worden door helende aanvaarding en liefde. De Bijbel tekent ons louter ‘complete’ mensen. Die zoals ze werkelijk zijn, leven met God.
De lijst met hoofdzonden moet ons niet in de verleiding brengen om onze gebreken zo snel mogelijk te onderdrukken. Want juist als zonden ‘er mogen zijn’ worden ze bereikbaar voor de helende liefde van God. (wordt vervolgd)
Henk Mijnders, Zwolle
Ds. H.C. Mijnders is emeritus predikant van Zwolle.