De hoofdzonden hebzucht en gulzigheid kun je zien als twee kanten van één probleem: gebrek aan zelfbeheersing, niet meer weten van een verantwoorde maat. Als we iets heel moois hebben beleefd en het is voorbij, zeggen we wel: ik val in een gat! Dat is een terecht waarneming. Op de een of andere manier hoort dat ‘gat’ bij het leven hier op aarde.
Wij zijn door God gemaakt als aardbewoners en daar moeten we onze plek innemen, met twee benen op de grond. Maar tegelijk ervaren we dat alles iets voorlopigs heeft. En van tijd tot tijd doet zich dat gelden. Augustinus zei het zo: Ons hart blijft onrustig totdat het rust vindt in God. Hebzucht is een poging dat gat toch zelf te vullen. Gulzigheid is een manier om dat gat te overschreeuwen door obsessief te ‘genieten’.
Niet meer kunnen stoppen
Bij gulzigheid gaat het vooral om de ‘kick’ van het genieten. Je honger stillen en je dorst lessen zijn fijne ervaringen, maar als je gulzig bent wil je aldoor dergelijke ervaringen. Je voelt je ‘rot’ als je niet iets hebt om te consumeren. We kunnen onze verlangens niet meer beheersen, we hebben de kracht niet meer om op tijd te stoppen. Dat kan gaan om alcohol of drugs, maar net zo goed om chocolade of chips. Je kunt verslaafd zijn aan gokken en gamen, maar ook aan shoppen en reizen. En ook seksuele lust wordt gevaarlijk als onze lusten ons dwingen ze bot te vieren. Onze zintuigelijke verlangens zijn ons gegeven om intens van het leven te genieten. Maar zonder zelfbeheersing kunnen ze veel schade aanrichten, bij onszelf en bij anderen.
Verslavingen richten veel maatschappelijke schade aan. Toch krijgt de commercie alle ruimte om onze gulzigheid aan te wakkeren, door reclames die met hulp van psychologen zo gemaakt zijn dat ze ons optimaal weten te prikkelen om te consumeren. En in de supermarkten worden verleidelijke producten strategisch uitgestald. We consumeren met zijn allen te gulzig. En we gooien de verpakkingen al even makkelijk weg, om nog een groot probleem te noemen.
Schijnbare zekerheid
Hebzucht heeft ook met onmatigheid te maken, maar dan gaat het om het resultaat: wat we door inhaligheid weten op te stapelen: materiële bezittingen en vooral financieel vermogen. Hebzucht is in wezen gebrek aan vertrouwen: de hebzuchtige mens waant zich zekerder en vrijer met nog meer geld en bezit.
De verschillen in onze samenleving zijn groot. Enerzijds zijn er de topfunctionarissen met hun hoge salarissen en hun gigantische bonussen. Helemaal aan de andere kant van het spectrum de mensen die in het schuldencircuit zijn terechtgekomen. Volgens een tv documentaire heeft één op de elf huishoudens problematische schulden. Dat heeft een grote impact op hun leven en het kost de maatschappij een flinke som geld. Goede maatschappelijke initiatieven proberen mensen in schulden te helpen, zoals schuldhulpmaatjes. Maar er wordt ook gesproken over de ‘lucratieve schuldsaneringsindustrie’: incassobureaus die heel wat boetes met rente uitschrijven aan wie niet op tijd betaalt. Daar wordt flink aan verdiend.
Het is wel te begrijpen dat dit tot maatschappelijke ontevredenheid leidt. De groei van extreemrechtse en populistische partijen komt vooral door deze enorme verschillen tussen rijk en arm. De mensen hebben echt wel door hoe topfunctionarissen met hun exorbitante bonussen de samenleving uitkleden. Daarom kiezen ze voor politici die een grote bek durven opzetten in het parlement, omdat ‘de politiek’ veel te voorzichtig en te verhuld over dit onrecht spreekt.
Voor de meeste mensen geldt wel dat we tijden beleven van ongekende rijkdom en overvloed. We hebben meerdere computers in huis. Het aantal auto’s is in ons land sinds 1985 verdubbeld. Onze grootouders maakten nauwelijks buitenlandse reizen, terwijl voor aardig wat mensen in onze tijd een weekendje Parijs ‘slechts’ een tussendoorvakantie is.
Ooit werd in de kerkgeschiedenis heel positief gesproken over welvaart en over het vermeerderen van je bezit. Dat gebeurde op basis van bijbelteksten die dat als zegen beschrijven. Maar dat was in tijden dat je al rijk was als je elke dag genoeg te eten had. Wij kunnen ons van de armoede in oude tijden nauwelijks nog een voorstelling maken. Wat een zegen als mensen dan hun armoede te boven komen.
Leven als vreemdelingen
In tijden van overvloed is een ander geluid nodig. De kern van de bijbelse boodschap is juist om niet te vertrouwen op rijkdom en bezit. Abraham, de vader van alle gelovigen moest wegtrekken van de plek waar hij zich kon uitstrekken op het familiebezit. En Israël werd door God uitgeleid uit Egypte, waar je keihard werken moest, maar waar je dan wel kon genieten van ‘vleespotten’ en van ‘volop brood’(Ex. 16:3). En Jezus zegt dat rijken moeilijk het Koninkrijk binnengaan.
Als wij afleren ons krampachtig vast te klemmen aan alles wat wij bezitten, komen we open te staan voor wat er van Godswege op ons toekomt! Mensen zijn niet bedoeld om hun leven lang rondjes te lopen rond hun bezit. Weg met de waan dat wij het leven onder controle kunnen krijgen. We mogen leven als ‘vreemdelingen op aarde’. Dat we niet meer zo druk zijn me ons bezit (dat we eens achter moeten laten), en dat we daarom ruimte hebben en echte aandacht voor ongedachte roepingen of ontmoetingen op ons pad. Het wordt prachtig verwoord in Lied 816 (Liedboek 2013):
Dat wij onszelf gewonnen geven aan het bevrijdende bestaan,
aan wat ons uitdaagt om te leven.
Dat wij de stille roep verstaan. (…)
Dat wij versteende zekerheden, verlaten om op weg te gaan (…)
Dat wat wij hebben ons niet gijzelt (…)
Dat Gij ons onderkomen zijt.
In alle godsdiensten kent men wel vormen van vasten. Daar zit het besef achter dat je voedsel en je spullen je inderdaad kunnen ‘gijzelen’. Zodat er geen echte aandacht meer is voor wie en voor wat belangrijk is in het leven. En vasten heeft nog een reden: zo blijven verrukkelijke dingen ook werkelijk verrukkelijk, en worden we bewaard voor de slijtage van onze zintuigen die ons toch door God gegeven zijn om in dit leven zijn goedheid te proeven.
Henk Mijnders, Zwolle
Ds. H.C. Mijnders is emeritus predikant van Zwolle