Doopgedachtenis - een goede zaak?
De gesignaleerde behoefte komt vooral naar voren bij hen die wel als kind gedoopt zijn, maar lange tijd in hun leven van het evangelie of in elk geval van de gemeente zijn vervreemd. Wanneer het dan tot een omkeer komt en ze geraakt worden door Gods Woord, willen zij dat graag markeren. Er is een verlangen naar tastbare ervaring van het heil. Men wil het ?herintreden? in de gemeente actief onderstrepen. Daarmee moet duidelijk worden gemaakt dat er echt een wissel is omgezet in het leven. Zo wordt er gesproken van een ?waterhandeling?, bijvoorbeeld door v??r in de kerk met de gemeente als getuige een belijdenis van geloof uit te spreken en daarbij met de hand het water van de doopvont aan te raken. Anderen willen verder gaan: niet alleen de handen, maar ook hoofd, hart en voeten aanraken met water als teken dat heel het bestaan voortaan gestempeld wordt door het evangelie van Christus. Het gaat hierbij beslist niet om een herhaling of vernieuwing van de eenmaal ontvangen doop. Daarom verricht dan ook niet de voorganger deze ?waterhandeling?, maar de betrokkene zelf.
Geen tweede doop
Er mag geen misverstand over bestaan: eens gedoopt, altijd gedoopt! Wie eenmaal gedoopt is in de Naam van de drie-enige God is ?voor het leven getekend?. Anders dan het avondmaal is de doop niet voor herhaling vatbaar. Dat hangt samen met het wezen van de doop als teken en zegel van het sterven en opstaan met Christus, waardoor we in Hem een nieuwe schepping zijn. Om het met Gezang 192 uit het Liedboek voor de kerken te zeggen:
En door zijn dood en door zijn bloed
is nu de wereld dood voor mij.
Ik ben gestorven, maar voor goed
van heel de dode wereld vrij.
Nu is het w?l zo dat we dagelijks moeten worden wat we in Christus al zijn. Het gaat immers om een onuitsprekelijk rijke werkelijkheid. We kunnen ons deze rijkdom niet ten volle toe-eigenen. Menselijk geloof is altijd geloof in ontwikkeling, het gaat met vallen en opstaan. Maar Gods genade die in de doop is uitgebeeld en bezegeld, blijft door alles heen realiteit. De doop is in het leven van de gedoopte een onaantastbaar, niet meer ongedaan te maken gegeven. Luther zei: ?mijn geloof maakt niet de doop, maar ontvangt de doop?. Niet mijn geloof draagt de doop, maar mijn doop draagt mijn geloof. Gods genade, in de doop aangeboden, gaat aan het menselijk geloof vooraf.
Belang van doopgedachtenis
Wanneer wij het boven gestelde goed vasthouden, is er alle ruimte om de vraag om doopgedachtenis positief op te pakken. Dat geldt dan echter niet alleen voor hen die ?terug komen van weg geweest.? Laten we als gedoopte mensen dikwijls terugdenken aan het moment van onze doop. Dat was een geweldige dag in ons leven, minstens even belangrijk als onze geboortedag. Elk jaar vieren we onze verjaardag, elk jaar zouden we ook stil moeten staan bij onze doopdag. Weten we eigenlijk op welke datum we gedoopt zijn? Ik moet eerlijk zeggen: ik wist het lange tijd niet, maar ik heb mijn doopkaart weer opgezocht uit een la van mijn bureau en nu weet ik het en hoop het niet meer te vergeten. Laten we het aan onze (klein-) kinderen vertellen: vandaag is het jouw doopdag, zoveel jaren geleden ben jij gedoopt. Die dag is een dag met een gouden rand, de rand van Gods genade. Op die dag ben je voor het leven getekend - in de dubbele zin van het woord. Laat aan je kind zijn of haar doopkaart zien en spreek daarover. Is het niet een goed idee onze doopkaart boven ons bed te hangen? Met als we belijdenis gedaan hebben, de belijdeniskaart eraan vast? De doop is een eenmalig gebeuren. Maar het gaat erom dat we er dagelijks mee bezig zijn. Daarom is het ook zo goed dat we regelmatig doopdiensten meemaken. De doop moet op ons netvlies staan. Bekend is wat Luther toen hij aangevallen werd door de satan met grote koeienletters op de muur of op zijn bureau schreef: Baptizatus sum, ik ben gedoopt! Niet dat hij zich vastklampte aan zijn doop, maar hij klampte zich vast aan de G?d van zijn doop. Om zo staande te blijven in de aanvechting van het geweten en te overwinnen in de strijd tegen de zonde.
Bijzondere momenten
Dat ?doopgedachtenis? voortdurend in ons leven aan de orde moet zijn, sluit de betekenis van bijzondere momenten niet uit. Het is goed en zinvol bij de belijdenis van het geloof nadrukkelijk de verbinding met de doop te leggen. Wie zijn geloof belijdt, zegt ja op zijn of haar doop. Mijns inziens is het vanzelfsprekend dat de belijdenis rond de doopvont plaatsvindt. Bij de doopvont knielen dan de broeders en zusters die belijdenis doen neer. De voorganger die hen de handen oplegt en over hen de zegen uitspreekt, spreekt woorden uit waarin hij een expliciete verbinding legt met de eenmaal ontvangen doop.
Kunnen we instemmen met de synode van de Protestantse Kerk waar deze groen licht geeft voor een apart ritueel van doopgedachtenis? In het onlangs verschenen boekje Eeuwige vriendschap - Om de waarde van Gods verbond, dat ik samen met dr. Wim Verboom heb geschreven, zijn we voorzichtiger. Een ritueel van doopgedachtenis kan ten koste gaan van de unieke betekenis van de kinderdoop. Wanneer we eenmaal ruimte gaan maken voor rituelen die toch onwillekeurig de gedachte aan een parti?le vernieuwing of aanvulling van de eens ontvangen doop oproepen, is het de vraag of dit dan ook niet vaker moet gebeuren. Elke gelovige kan immers tijden beleven dat hij of zij van het goede spoor is afgedwaald? De gedachte aan doopvernieuwing komen we in de geschriften van het Nieuwe Testament nergens tegen. De idee van verbondsvernieuwing door de avondmaalsviering des te meer. Vergeten we niet dat de viering van het Avondmaal de doopgedachtenis bij uitstek is! Het mooie is dat bij die verbondsvernieuwing telkens weer Gods belofte en niet onze hernieuwde toewijding vooropgaat. De tastbare en proefbare tekenen van brood en wijn komen aan onze behoefte aan ervaring optimaal tegemoet.
Veenendaal
Jan Hoek