De vormingscursus 2011-2012 is bijna weer ten einde. Nog één les. Dan zit het er weer op. Negen zaterdagochtenden kwamen de cursisten vanuit allerlei windstreken naar Drachten om de lessen bij te wonen. Een deel van de lessen ging over de plaats van het jeugdwerk in de gemeente. Wat mij daarbij opviel was dat de docent, drs. Belo, voormalig directeur van de Hervormd Gereformeerde Jeugd Bond (HGJB), een warm pleidooi hield over het van elkaar leren: jongeren van ouderen en ouderen van jongeren. Alle cursisten waren het uiteraard roerend met hem eens. Hoe kan het ook anders. Als rechtgeaarde christelijke gereformeerde onderstreep je natuurlijk het belang van catechese, jeugdclub en jeugdvereniging. Maar de docent ging nog een stapje verder. Als je als volwassene een voorbeeld wilt zijn voor je kinderen, dan is het toch een normale zaak dat je je kinderen laat zien wat dat leren voor jezelf inhoudt?
Daar wil ik nou deze keer mijn commentaar op toespitsen. Want ik vond dat de voormalige directeur van de HGJB gelijk had. Wat is namelijk het geval. Onze kinderen sturen we in verreweg de meeste gevallen naar de catechese, de club of de vereniging. Ze moeten wel. We hebben het toch beloofd dat we hen zouden laten onderwijzen? Ondanks dat onze kinderen het druk hebben met bijvoorbeeld sport, muziekles, studie, enzovoort, vinden we dat voor het onderwijs in de kerk tijd vrij moet worden gemaakt. Al is het soms wel passen en meten.
Maar de gemeente van Jezus Christus bestaat toch uit jongeren én ouderen? Samen vormen we toch de gemeente? Waarom gaan dan in veel gevallen alleen onze jongeren naar de vereniging, enzovoort? Ik weet wel dat een deel van de volwassenen lid is van een mannenstudievereniging, zanggroep, vrouwenstudievereniging of gesprekskring. Of incidenteel volgt men een poosje volwassencatechese bij de predikant. Maar waar is de rest? Wie nog een jaarboekje van onze kerken van een paar jaar terug in zijn bezit heeft kan daarin ontdekken dat er in verschillende gemeenten van ons kerkverband geen mannenstudievereniging meer is. En in veel gevallen is de gemiddelde leeftijd van de leden van de vrouwenvereniging aardig boven de 55 jaar. Iemand zal zeggen: wij hebben Bijbelstudiegroepen en kringen in onze gemeente. Dat is natuurlijk geweldig, maar welk deel in procenten uitgedrukt van de gemeente neemt hier aan deel? Hoe zijn we op dat gebied samen als jeugd en volwassenen bezig?
Veel gehoorde argumenten van volwassenen zijn, dat ze het druk hebben met hun werk, lid zijn van een of andere club, de hobby de nodige aandacht vraagt, zo’n gespreksgroep hen niet zo ligt, dat ze er voor hun kinderen moeten zijn, in het bestuur zitten van . . . . . . en zo zijn er nog wel een aantal argumenten te bedenken.
Het eigenaardige is dat de hierboven genoemde argumenten voor volwassenen redenen kunnen zijn om er maar van af te zien. Terwijl we de argumenten die door onze jeugd worden aangedragen soms gemakkelijk terzijde schuiven: catechese hoort er nu eenmaal bij. En mocht het echt niet lukken op dinsdag dan proberen we in overleg met de predikant een oplossing te zoeken op een andere dag.
Ik haast mij om te schrijven dat er natuurlijk altijd situaties zijn waar het simpelweg niet kan, terwijl de persoon ontzettend graag er aan deel zou willen nemen. Het ging mij bij dit commentaar om het gemak waarmee sommigen hun kinderen wel kerkelijk onderwijs willen laten volgen, maar het voor hen zelf niet zien zitten. Dat samen in de kerk heeft naar mijn stellige overtuiging ook betrekking op het samen leren.
Dokkum
Pieter Sijtsma