Ruim een maand geleden was ik aan het genieten van emo-TV (een van m’n favoriete bezigheden). Aan de beurt was ‘All you need is love’. Robert ten Brinke interviewde een Nederlands meisje dat graag naar Australië wilde, om als verrassing bij de bevalling van haar oudere zus te kunnen zijn. In het gesprek dat volgde vertelde het meisje dat zij en haar zus uit een ‘superchristelijk gezin’ kwamen met zeven kinderen. Ze had met deze zus-op-afstand een speciale band gekregen. Vooral omdat zij beiden, in tegenstelling tot de vijf anderen, wat het geloof betreft een eigen weg hadden gekozen. Voor de rest van de broers en zussen was, zoals ze zei, ‘religie belangrijker dan relatie’.
Het zinnetje laat me sinds die uitzending niet meer los. Religie of relatie? Waar zit mijn speerpunt? En waarom daar? Of is het toch een valse tegenstelling?
Eerst maar even de principiële benadering. Religie is de basis van ons leven en zal, als het goed is, ook onze relaties doordrenken. Daarnaast is religie allereerst ook het hebben van een relatie met onze hemelse Vader (liefhebben boven alles) en tegelijk ook met onze naasten (liefhebben als onszelf). Zo bezien is er inderdaad sprake van een valse tegenstelling en lijkt er geen vuiltje aan de lucht.
Maar dan de praktijk.
Een goede ongelovige vriendin geeft een verjaardagsfeestje-met-maaltijd op zondagmiddag van vier tot acht uur. Gaan en de kerkdienst verzuimen? Of toch maar naar de kerk en de goede vriendin er met onze afzegging fijntjes op wijzen dat wij andere prioriteiten hebben in ons leven. Het beeld van het christelijk geloof als een keurslijf vol met wetten en regeltjes zal er bij haar niet door verdwijnen. Wat zou u doen?
Een naaste collega gaat trouwen en viert het feest op zondag. Zij en haar partner zijn onkerkelijk en, met hen, vrijwel de hele familie. Op zondag heeft iedereen vrij (ook de familieleden met een winkel) dus een dag bij uitstek om te feesten. Uiteraard krijg ik ook een uitnodiging. ’t Wordt vast hartstikke leuk, vertrouwt ze me toe. Gaan? Wat zou u doen?
Natuurlijk kunnen we ons met ‘niet-gaan’ beroepen op de Bijbel. Er staat in de brief aan de Hebreeën immers duidelijk dat we de onderlinge bijeenkomsten niet moeten verzuimen.
Maar er staat ook nog wat vóór deze woorden. Het complete vers luidt ‘Laten we opmerkzaam blijven en elkaar ertoe aansporen lief te hebben en goed te doen, en in plaats van weg te blijven van onze samenkomsten, zoals sommigen doen, elkaar juist bemoedigen, en dat des te meer naarmate u de dag van zijn komst ziet naderen.’
Het hele vers begint met ‘Elkaar aansporen lief te hebben en goed te doen’. Zoals in de hele Bijbel wordt alles gedragen door het liefdegebod. Natuurlijk mag je je daarbij direct afvragen of het hier niet uitsluitend gaat over de liefde tot de medegelovigen en geenszins over de liefde tot ongelovigen. De rest van de Bijbel laat ons echter zien dat we worden opgeroepen juist ook dat laatste in de praktijk te brengen. Jezus mag daarin als ons ultieme voorbeeld gelden.
Dus toch naar de verjaardag en de bruiloft? Vooralsnog kies ik voor gaan. Laat het geloof naar onze ongelovige broeders en zusters in deze tijd maar vooral uitkomen in liefde en goed doen en wat minder in wetticisme. Er zijn al genoeg mensen die om dat laatste de kerk (en het geloof?) vaarwel hebben gezegd.
Hoogeveen
Jan van Amerongen