Waar mijn hart momenteel vol van is? Vrijdag 16 november werd ondergetekende opa dus dan weet je het wel. Dan zie je daar zo’n kleine hummel liggen in je armen. Een prachtventje. Met – gelukkig – alles erop en eraan. Lekkere bolle wangen en een guitig smoeltje. Heerlijk, nietwaar. En inderdaad. Alle clichés kloppen. Opa worden: onvoorstelbaar mooi is dat.
Mijn gedachten gingen deze dagen o.a. naar het gesprek tussen de Here Jezus en Nicodemus (Johannes 3). Wederom geboren worden. Heeft mijn dochter net een zware bevalling achter de rug en daar klinken reeds de woorden: opnieuw geboren worden. Ga er maar aan staan! Geniet je net van het mooiste kindje ter wereld en daar dalen de woorden uit de eerste vraag die gesteld wordt bij het doopvont al neer: Erkent u dat wij en onze kinderen in zonde ontvangen en geboren zijn, en daarom aan allerlei ellende onderworpen zijn, zelfs de eeuwige veroordeling verdiend hebben? Het valt me op dat wanneer ik deze vraag stel ik amper ademhaal om direct verder te kunnen gaan met de woorden: Gelooft u tegelijkertijd dat wij en onze kinderen in Christus geheiligd zijn… Zonde, ellende, veroordeling. Moet de soep echt zo heet gegeten worden als dat die wordt opgediend? Mag het een onsje minder? Zijn we, bijvoorbeeld, niet te ver doorgeschoten met die leer van de erfzonde? En in het verlengde van deze vragen horen we de recente discussie over het bestaan van een hel echoën. Het zal toch wel meevallen bij het laatste oordeel…
Hier staat of valt veel. Zo niet alles. Ik sla de ‘Heidelberger’ erop na en lees opnieuw antwoord 5: Neen, want ik ben van nature geneigd God en mijn naaste te haten. Snoeiharde woorden. Maar deze woorden zijn niet van realiteitszin gespeend. Je hoeft bij wijze van spreken niet bij Adam aan te kloppen om te ontdekken dat dit bij u, jou en mij ‘aardig’ klopt!
Ezechiël 16 kwam bij me naar boven waar de profeet Gods woorden doorgeeft over Jeruzalem: Toen kwam ik voorbij u, en Ik zag u trappelen in het bloed van uw geboorte en Ik zeide tot u, in uw bloed: leef. Verbaas je er vervolgens over wat Jeruzalem met dat leven doet. Lees het hoofdstuk er maar op na. Het is niet best! En laten we ons vooral verwonderen over het slot van dat hoofdstuk waarin het gaat over de Here HERE die zijn verbond gedenkt. Het schaamrood staat op de kaken want de HERE spreekt van genade en verzoening. Het kan niet waar zijn en tóch is Hij zo.
Gelooft u tegelijkertijd dat wij en onze kinderen in Christus geheiligd zijn en dat daarom ook onze kinderen als leden van zijn gemeente gedoopt moeten worden, als teken van het verbond dat God met ons en onze kinderen heeft gesloten? Waar blijft een mens – ook en juist een baby – zonder de naam van God verbonden aan zijn of haar leven? De schepping roept om hérschepping. Begrepen worden in Adam mag op grond van Gods woorden doen verlangen naar het gegrepen worden door Christus.
Ik kijk naar dat kleine mannetje. En ik besef dat ook om zijn hart gestreden wordt. En ik kijk naar het kruis en zie dat Hij voor Hem heeft gestreden. Die liefdevolle strijd mag de lens zijn waardoor we zijn leven mogen zien. In Christus geheiligd. Kom, Heilige Geest. Dank voor nieuw leven. Én we bidden om nieuw leven.
Groningen
N. Vennik