We kunnen de komst van Jezus Christus naar deze aarde met recht een Godsgeschenk noemen. Het is de ultieme uitdrukking van Gods liefde voor ons. Dit zeggen is één ding. Maar deze woorden kunnen gemakkelijk enkel in ons verstand blijven hangen. Hoe kunnen we Christus’ liefde werkelijk als geschenk ontvangen, in ons hart? Hoe kunnen we deze uitdrukking van Gods liefde ervaren, zodanig dat het ons leven voor eens en voor al verandert? Dat het de brandstof en drijfkracht onder/in ons leven wordt? Dat we loskomen van alles wat ons bindt en echt leven vinden?
Laten we ons niet vergissen: het geliefd zijn had Jezus, als mens, zelf ook nodig. De woorden van de Vader bij zijn doop in de Jordaan hebben als een bodem onder zijn leven gelegen: Jij bent mijn geliefde Zoon. De woorden gingen vooraf aan een periode waarin haat en wreedheid op Hem af zouden komen.
Het is helemaal niet verwonderlijk als we er moeite mee hebben om de liefde van God werkelijk te accepteren. We hebben op het liefdesgebied allemaal butsen en builen opgelopen. Vroeger, toen we klein waren, en misschien in een liefdesrelatie die enorm is mislukt. Geen enkel mensenkind heeft zich volledig gezien en gehoord gevoeld. Geen wonder dat ons hart flink verstopt zit. Geen wonder dat we hechten aan materiële zaken, graag controle houden, verslaafd zijn, afstandelijk blijven of juist verslaafd aan iemand. In het verstoren van liefdesrelaties hebben wij zelf overigens ook voor de nodige beschadigingen gezorgd. We zijn niet enkel slachtoffers.
Ons gebrek aan onderlinge liefde(servaring) heeft als diepste oorzaak de vervreemding van God. En nu is het wonderlijke van het kerstverhaal dat God deze vervreemding heeft overbrugd door zelf mens te worden. Paulus heeft het over zichzelf in de zin van: ik wil voor de Grieken een Griek worden, voor de joden een jood. God heeft gezegd: Ik wil voor de mensen een mens worden. Misschien dat we soms denken: God begrijpt mij niet. Na de komst van Jezus kunnen we dit niet meer echt volhouden. Misschien dat we soms denken: Ik ben echt alleen. Echter, we zijn werkelijk weeskind af. Gods geest is nabijer dan we ons realiseren. Ons ‘niet-realiseren’ staat de ervaring van God in de weg. Maar daarom is Hij er wel! Hij in ons en wij in Hem. We vatten dit soort uitspraken vaak te geestelijk op en te weinig letterlijk. Vaak is ‘God’ in onze hoofden een concept geworden, een idee waarover je kunt nadenken, of niet. Hij is echter onze Oergrond; zijn blijvende scheppingsactiviteit strekt zich uit tot in elke vezel van ons lichaam, zijn Geest zucht met onze geest. Hoe dichtbij wil je het hebben?
Voor de vroege christenen was Gods menswording een blijde boodschap. Ronduit goed nieuws. God had zich, intiemer dan ooit, met de mensheid verbonden, om zo de wereld te helen. God is niet de onmetelijk verre, maar de dichtbije. Die ons mee wil nemen op de weg van het echte leven, Die ons los wil maken uit het graf van onze angst en vertwijfeling. Uit de beklemming van verslavingen en schijnzekerheden. Uit het juk van de prestatiegerichtheid. Uit ons ‘ten dode opgeschreven zijn’. We kunnen werkelijk arm worden, los van alles wat ons in de ban houdt en zodoende onvrij. Vandaag al en tot in alle eeuwigheid. Immanuël, God met ons! ‘Leer ons Uw liefde te vertrouwen!’
Hoogeveen
Nynke Sikkema-Holwerda