De Heidelbergse Catechismus bestaat 450 jaar. De exacte datum van dit heuglijke feit is over twee weken, op 19 januari 2013. Daaraan wordt het gehele jaar door aandacht besteed via onder meer publicaties, symposia en tentoonstellingen. Daarvoor is alle reden. De catechismus heeft een stempel gezet op de gereformeerde kerken in Nederland en wereldwijd. Verkondiging, leer en leven van deze kerken zijn daardoor gevormd.
Onze kerken willen daaraan blijven vasthouden. Elke kerkenraad moet erop toezien dat in één van de zondagse erediensten de Heidelbergse Catechismus verklaard wordt, aldus onze kerkorde (art. 68). Dat moet in elk geval de regel zijn. Tijdens de kerkvisitatie die elk jaar wordt gehouden, vragen de kerkvisitatoren daarnaar. De catechismus is met het gereformeerde kerkelijke leven verweven. Hij heeft niet alleen in de prediking, maar ook in het onderwijs op scholen en in het catechisatielokaal een belangrijke plaats ingenomen.
Sinds zijn ontstaan in 1563 is kritiek op het leerboek niet uitgebleven. Soms zitten in die kritiek terechte elementen. Sommige antwoorden kunnen aanleiding geven tot misverstand. Maar dat brengt ons niet in verwarring. De Heidelbergse Catechismus is een menselijk geschrift en staat niet op gelijke hoogte met de Bijbel. Op een aantal punten zouden we de formulering vandaag anders doen.
Toch is er alle reden goede woorden te spreken over de catechismus. Hij heeft terecht een belangrijke plaats in het gereformeerde kerkelijke leven. De catechismus is een betrouwbare kernachtige samenvatting van de Schrift; hij staat dicht bij het evangelie. Een predikant die dit leerboek bepreekt, zal de belangrijkste lijnen uit de Schrift aan de orde kunnen stellen. Hij moet dat dan ook doen. Het boek dwingt ertoe en is een prima middel tegen eenzijdige prediking.
Opvallend zijn de trefzekere formuleringen van de catechismus, ook zijn directe toon. De eerste zondag bijvoorbeeld vraagt direct naar onze enige troost in leven en sterven, ons laatste houvast. De gelovige antwoordt dat hij met lichaam en ziel zowel in leven als in sterven het eigendom van zijn getrouwe Heiland is. Steeds weer spreekt de catechismus de taal van het geloof. Daarin komt geloofszekerheid naar voren, maar ook geloofsstrijd. Vele vragen en antwoorden bieden de predikant aanknopingspunten voor praktisch-geestelijke leiding in de catechismusprediking. De toon van het leerboek is persoonlijk. Vaak lezen we het woordje 'ik', 'mijn', 'wij' en 'onze'. Een voorbeeld is het antwoord bij een vraag over de doop waarin staat 'dat ik even zeker met zijn bloed en Geest van al mijn zonden gewassen ben als ik met het water gewassen ben'. Ook gaat de catechismus in op de praktijk van het geloofsleven. Er worden vragen gesteld die ons aanspreken. We komen bijvoorbeeld de vraag tegen wat we hebben aan het feit dat we de artikelen van het christelijk geloof belijden. We lezen vragen over de betekenis, het nut en de troost van geloofsartikelen, bijvoorbeeld de troost van de het artikel over de opstanding van het lichaam.
Deze positieve opmerkingen over de catechismus zijn eens door prof. dr. J. van Genderen benoemd. Hij voegde daaraan toe dat het leerboek vanaf 1563 veel is gebruikt: 'Moge dat in de toekomst niet minder worden!' Dat is een wens uit 1993. Mijn inschatting is dat het gebruik van de catechismus wel minder is geworden. Dat is geen goede zaak. Terecht heeft prof. dr. A. Baars, hoogleraar in Apeldoorn, recent opgemerkt dat de regelmatige verkondiging van de leer van de Schrift - en de prediking over de Heidelbergse Catechismus in het bijzonder - van vitaal belang is voor de kerk in deze tijd. Dat geldt nog steeds, na 450 jaar.
Feanwâlden
D. J. Steensma