Maandag 12 augustus 2013 overleed toch nog plotseling prins Friso, de tweede zoon van prinses Beatrix en prins Claus. Na het skiongeval in februari 2012 was hij nooit meer bij kennis geweest. Uiteindelijk werd dit ongeluk hem fataal. Net als bij zijn voorvader waarnaar hij vernoemd was. Johan Willem Friso, prins van Oranje, stadhouder van Friesland. Die kwam om op 14 juli 1711 bij de oversteek van het Hollands Diep bij Moerdijk. Een plotselinge windvlaag deed het schip kapseizen met als tragisch gevolg dat de prins verdronk. De begrafenis van onze Friso vond in besloten kring plaats. Dat is goed aangevoeld, want Friso hoorde vooral bij zijn moeder, bij zijn broers, bij zijn echtgenote en bij zijn kinderen.
Vanaf Friso’s ongeluk tot aan zijn sterven was het ook vooral een familieaangelegenheid. We zagen koningin Beatrix dagelijks op bezoek in het ziekenhuis, stevig gearmd met prinses Mabel of omarmd door nu koning Willem-Alexander. Nu ging het niet om de monarchie maar om moeder. Om je man, je broer. In het beroemde interview, vooraf aan de inhuldiging in april, zei prins Willem-Alexander dat het ongeluk met al zijn gevolgen het diepst tragische was dat een gezin kon overkomen. Dat ontroerde. Dat maakte, hoe vorstelijk op die dag en tijdens de inhuldiging op 30 april ook, hen mensen van dichtbij. Mensen zoals u en ik.
Bij de abdicatie zagen we daar een moeder met verdriet om wie van haar waren heen gegaan. Met zorg en verdriet om haar tweede zoon. Een zoon, haar kind, dat ze nu moest verliezen aan de dood. Een kind verliezen is het allerergste. We worden stil.
Zoveel moeders treuren om het verlies van een kind. De moeders van de vele slachtoffers in Egypte. Moeders van ontelbare kinderen die stierven door de honger in Afrika. Moeders dichtbij, wanneer ze een kind verliezen door verdrinking, door een ongeluk of ongeneeslijke ziekte. We worden stil.
Prinses Mabel vierde nog een dag daarvoor haar vijfenveertigste verjaardag. Een dag van vreugde en cadeaus. Een dag van het vieren van het leven. Je maakt het mee: in één week een rouwdienst en een trouwdienst. Op de dag van de begrafenis van Friso werd ons derde kleinkind geboren. Gijs is zijn naam. Het klinkt je levenslustig en guitig in de oren. Onze schoonzoon whatsappt: ‘Is het geen wereldwonder!’ Moeders blij. We worden stil. Stil van verwondering.
Het is zoals Prediker zegt een komen en gaan, met als diepste verzuchting: ‘De vroegere generaties zijn vergeten en ook de komende zullen weer vergeten worden’ (Pred. 1:11). We liepen in de vakantie het Pieterpad en belandden op het kerkhof bij de kerk van Oostum. Een grafsteen in de vorm van een bankje. Om te zitten op het graf en bij het graf. Om te overdenken leven en dood, dood en leven.
Om te denken aan moeders in hun vreugde en in hun verdriet. Om te bedenken dat de Here God, die leven geeft en leven spaart, het leven wil omsluiten in Zijn liefde en trouw.
Een lied valt me in: Psalm 90: 1 N.B.
Gij zijt geweest, o Heer, en Gij zult wezen
de zekerheid van allen die U vrezen.
Geslachten gaan, geslachten zullen komen:
wij zijn in uw ontferming opgenomen.
Wij mogen bouwen op de vaste grond
van uw beloften en van uw verbond.
Assen
Stoffer Otten