Er was eens een vrouw. Zij was een goede hulp, ja, een geweldige hulp. Dat vond iedereen. En het stond in De Verslagen. Niet dat ze altijd geweldig was maar wel dat ze hulp was.
In De Verslagen stond vermeld dat De Schrijver ook een Hulp was. Dat vond iedereen. De Schrijver was altijd geweldig.
Op een dag sprak de vrouw haar man. Zij was zijn hulp. Hij zat op een stoel. En hij keek uit het raam. Of naar een beeldscherm, dat kon ook. Ze vroeg hem: ‘Waar kan ik je mee helpen?’ Hij zei: ‘Uh, met vrouwendingen.’ Zij vroeg: ‘Vrouwendingen?’ Hij zei: ‘Dingen die vrouwen doen: de afwas, koken, opruimen, strijken, kinderen naar school brengen.’ Zij zei: ‘Daar help ik je al mee.’ En terwijl ze het zei dacht ze: helpen; zeg maar gerust dat ik bijna alles doe. Ze herhaalde: ‘Daar help ik je al mee. En ik ben er al klaar mee en het kost me minder tijd dan ik dacht.’ Ze vervolgde: ‘Kan ik je met nog meer zaken helpen. Ik zie dat je regelmatig het huis verlaat om te werken. Kan ik je daarbij helpen? We regelen de opvang van de kinderen. Dan kan ik je helpen om ook op die manier voor het gezin te zorgen.’ Hij keek uit het raam of (dat kon ook) naar het beeldscherm. Hij zei: ‘Vooruit, het is geen vrouwending maar doe maar.’ En hij dacht: dan kunnen we grotere ramen kopen. En hij dacht ook: en grotere beeldschermen.
Op een dag sprak de vrouw haar man. Ze vroeg: ‘Kan ik je nog ergens mee helpen?’ Hij keek uit het raam. Of naar een beeldscherm. Hij was moe. Voor De Vergadering moest nog van alles gebeuren. Maar hij was moe. Zij vroeg opnieuw: ‘Kan ik je daarbij helpen? Ik doe vrouwendingen en ik werk. En voor De Vergadering heb ik ook nog tijd. Ik wil graag taken van je overnemen.’ Hij zei: ‘Vooruit, het zijn geen vrouwendingen maar wij doen ze toch niet en je zou een geweldige hulp zijn. Maar: op papier moet het lijken of ik alles doe’. Ze zei: ‘Dat is goed’.
De man en de vrouw en De Vergadering leefden nog lang en gelukkig.
N. Vennik, Zwolle