Ik schrijf dit commentaar op de dag nadat premier Rutte, bijgestaan door andere ministers uit het kabinet, bekend maakte dat de voorzorgsmaatregelen in Nederland nog weer verder worden aangescherpt. We weten het allemaal: anderhalve meter afstand. Geen (grote) samenkomsten meer. En handen wassen. Handen wassen. En nog eens handen wassen.
We snappen het (neem ik aan) allemaal, en we doen er allemaal ook aan mee. We worden er toe opgeroepen. Vermaand. En als het nodig is wordt er ‘gehandhaafd’. Want het raakt ons allemaal. En we moeten allemaal ons steentje bijdragen. Ook als kerken. Kerkdiensten worden afgelast omdat het niet veilig is. We houden het allemaal aan: social distancing. Afstand bewaren! Anderhalve meter!
Social distancing. Ik snap de term. Zeker ook in de omstandigheden waarin we ongevraagd terecht zijn gekomen. Immers, het corona-virus overspoelt de wereld en zo ook Europa. En wat komt er allemaal nog …?
En toch, de laatste dagen zag ik wat beelden voorbij komen van mensen die op geen enkele manier aan social distancing kunnen doen. Mensen, die hutjemutje opeengepakt leven met veel te veel mensen op veel te weinig vierkante meters. Ik denk aan de miljoenen mensen in de sloppenwijken van de grote wereldsteden, in Afrika, Azië en Zuid-Amerika. Ik denk aan de vele duizenden daklozen in de Verenigde Staten van Amerika (nota bene: het land van de onbegrensde mogelijkheden). Ik denk aan de tienduizenden vluchtelingen aan de grenzen van Europa. In de vluchtelingenkampen opeengeperst. Omdat Europa de grenzen angstvallig dicht houdt.
En ik denk zomaar: omdat wij al zo lang een politiek aanhangen van op een afstand houden, zitten zij nu, ongevraagd, in een situatie waarin ze geen social distancing in acht kunnen nemen. Want hoe moeten zij dat doen? Afstand houden van elkaar? En handen wassen, handen wassen, en nog eens handen wassen? Hoe zal het gaan met al die mensen …? En wat kunnen wij er aan doen?
Ik kan er niets aan doen, maar als ik dan mijn handen was, denk ik aan …
Jan van ’t Spijker, Hoogeveen