Soms proef je het stilletjes tussen de regels door. Dat het eigenlijk best lastig is om echt handen en voeten te geven aan het evangelie.
Neem nou de asielzoekers. We hebben al heel wat jaren te maken met een stroom van vluchtelingen die, uit heel wat verschillende landen vandaan, de weg naar Nederland hebben gevonden. En die – steeds meer – ook de weg naar de kerken vinden. Soms omdat ze in hun thuisland al christen waren, soms ook omdat ze hier Christus leerden kennen. En dan zoeken ze aansluiting bij een kerkelijke gemeente. Omdat je nou eenmaal niet op je eentje geloven kunt.
Alleen, het vraagt best wat van onze gemeenten om deze mensen op te vangen. Alleen al als het om de taalbarrière gaat. Of ook, als het gaat om de manier waarop vanuit de verschillende culturen uiting wordt gegeven aan het geloof. Dan is – om het vanuit het perspectief van de asielzoekers te zeggen – je aansluiten bij, en je opgenomen voelen, best een dingetje. En dat is het ook als je het bekijkt vanuit het perspectief van de gemeenten waar zij aansluiting bij zoeken, waar vragen opkomen bij de gewoonten die door de jaren heen zo vertrouwd zijn geraakt.
Het is allemaal begrijpelijk. En dus begrijp ik ook dat het best lastig is om echt handen en voeten te geven aan het evangelie, als dat evangelie – heel concreet – laat zien dat iedereen die Christus liefheeft, erbij hoort. Kijk, dat het daar naartoe gaat, is prachtig. Straks, als Jezus terugkomt, zal er een ontelbare schare zijn uit alle talen en geslachten en natiën en volken – allemaal samen voor de troon (Openbaring 7, 9). Maar zover is het nu nog niet. Nu merken we vooral zoveel verschillen, zoveel diversiteit. Multicultureel. Pluriform. En dat maakt dat je soms, tussen de regels door, proeft dat de gedachte er is: wat moeten die mensen bij ons in de kerk?
Het gebeurde in een kerk ergens in het Zuiden van de Verenigde Staten van Amerika, waar de patronen van rassenscheiding eigenlijk nog altijd functioneren. Het was een ‘witte’ gemeente, waar, op een zondag dat ook het avondmaal gevierd zou worden, een groep zwarte christenen binnen was komen lopen. Zij waren, heel argeloos, bij elkaar op de eerste rijen gaan zitten. De dienstdoende dominee zag dat de dienstdoende ouderlingen naar die groep toeliepen en hen vroegen om te vertrekken. Hij stond op, liep naar de avondmaalstafel, waar hij de schaal met brood pakte, en ging vervolgens naar deze onwelkome gasten en reikte hen stuk voor stuk het brood aan met de woorden: ‘het lichaam van Christus, dat voor u gebroken werd.’
Ik las het, en ik kom er niet los van. Ik hoor er een antwoord in op die gedachte die er soms is: wat moeten die mensen bij ons in de kerk?
Jezus gaf zijn leven, en deelt het uit. Dat doen ze bij ons in de kerk: delen in wat Hij geeft.
Jan van ’t Spijker, Hoogeveen