De afgoderij van Salomo
Salomo was de slimste man van zijn tijd. Van hem werd gezegd dat hij groter in wijsheid was dan wie dan ook in het Oosten en Egypte (1 Kon. 4: 30-31). Hoe hij aan al die wijsheid kwam, is je waarschijnlijk wel bekend. Die had hij van God gekregen. De exacte geschiedenis daarvan is terug te lezen in 1 Koningen 3.
Van die wijze, gelovige Salomo lijkt in het vers bovenaan dit artikel weinig meer over. In plaats daarvan lezen we van een man die naast God andere goden ging dienen en ook voor zijn (heidense) vrouwen offerplaatsen liet bouwen, waar ze hun afgoden konden dienen.
Het lijkt nogal vreemd. Koning Salomo had van God zoveel gekregen: kennis, macht, geld, eigenlijk alles wat zijn hart maar begeerde. En toch liet hij God maar zo’n beetje zitten. Hij ging Milkom, alias Moloch, achterna. Dat was die god die bekend was van de kinderoffers, een figuur waarvan Israël zich verre moest houden (Lev. 18: 21). Ook Astarte, de godin van de oorlog en vooral ook de seksualiteit kon op de aandacht van Salomo rekenen (en haar hulp kon hij ook wel gebruiken, met z’n 700 vrouwen en 300 bijvrouwen).
Het wordt nog vreemder als we er een ander Bijbelgedeelte naast leggen. In Deuteronomium 17: 14-20 lezen we een profiel dat Mozes schetst waar een eventuele koning (want het volk kende op dat moment nog geen koningschap) aan zou moeten voldoen. In dat profiel staat onder andere ook dat een koning niet zoveel vrouwen moet trouwen, “opdat zijn hart niet afwijke” (Deut. 17: 17a). Salomo zou hier van geweten moeten hebben. Ten eerste omdat “de wijsheid Gods in hem was”. Ten tweede ook omdat in dat profiel in Deuteronomium 17 staat dat de koning zich zijn leven lang moest verdiepen in Gods regels, om zo God te leren kennen en dienen (Deut. 17: 19). Dat zou moeten betekenen dat Salomo ook van deze inzetting van God op de hoogte is geweest. Ten derde en ten slotte had God hem hoogstpersoonlijk gewaarschuwd had voor afval (1 Kon. 11: 10).
Nou is het mij er niet om te doen om Salomo volledig af te branden, of neer te zetten als een enorme idioot, die zo stom was om God te verlaten. Dat zou ook maar hypocriet zijn. De levensloop van Salomo is volgens mij namelijk nogal herkenbaar voor ons. We zijn misschien wel van jongs af aan christelijk opgevoed, kunnen de Bijbel bij wijze van spreken achterstevoren in z’n geheel opzeggen en hebben misschien ook wel fantastische momenten met God beleefd, maar we eten geestelijk gezien ook erg graag buiten de deur.
Is het je opgevallen dat er in 1 Koningen 11 niet staat dat Salomo God helemaal liet zitten? Er staat tot tweemaal toe uitdrukkelijk dat Salomo God niet ten volle diende (1 Kon. 11: 4 en 6). Hij geloofde dus nog wel, maar had zogezegd een beetje water bij de geestelijke wijn gedaan. En dat is dan weer heel herkenbaar. Salomo zal voor al die huwelijken met (een deel van die) heidense vrouwen best goede redenen gehad hebben. Huwelijken waren in die tijd een geschikt politiek middel om andere koningshuizen en belangrijke personen of families aan je te binden. En al die offerplaatsen voor andere goden zouden zomaar gebouwd kunnen zijn om de rust in Salomo’s drukbevolkte tent wat te bewaren. Hij kon dus best goede argumenten aandragen om zijn gedrag te verdedigen.
Zo hebben wij ook onze eigen excuses om het zo hier en daar eens wat minder nauw te nemen met Gods Woord. En het klinkt allemaal misschien nog wel vroom ook, of op z’n minst erg verstandig. Maar de vraag die ik je vandaag vanuit 1 Koningen 11 wil stellen is deze: dien je God wel echt, en helemaal? Of is het in jouw leven ook “tsav latsav, tsav latsav, kav lakav, kav lakav, beetje van dit, beetje van dat”? Denk daar eens over na voordat je verder leest.
Was het antwoord op mijn vraag ja? In dat geval: doe er wat aan! God neemt geen genoegen met een plaatsje naast andere goden. Hij wil de enige zijn. Hij is een jaloers God, die afval en afdwaling bestraft. Dat merkte ook Salomo. Hij moest horen dat zijn rijk hem afgenomen zou worden en dat het aan een ander gegeven zou worden (1 Kon. 11: 11). Toch laat God zich in dat oordeel ook van Zijn genadige kant zien. De straf zou niet tijdens Salomo’s leven voltrokken worden. Bovendien zou zijn zoon nog mogen heersen over één stam, de stam waar eens de Messias uit zou komen.
Zo hebben ook wij nog genade. Gods definitieve oordeel is nog niet voltrokken tijdens ons aardse leven. Er is nog tijd. Bovendien mogen wij plukken van de vrucht die uit de ‘wortel van Isaï’ (de opa van Salomo) is gegroeid, namelijk onze Verlosser Jezus Christus. Laten we daarom de tijd die we nog hebben goed gebruiken, door Hem met heel ons hart, heel onze ziel en heel ons verstand te volgen. Bestrijd zonde en verleidingen en zoek met alles wat in je is de Heere. Probeer niet een beetje van God én een beetje van de wereld te nemen. De geschiedenis van Salomo leerde ons dat dat verkeerd uitpakt.
Alexander Weggemans