Zullen zij in hun zonden sterven?
Bovenstaande woorden komen niet uit mijn mond. Ik heb ze wel vaak gehoord. Maar, eigenlijk ben ik het er ook wel een beetje mee eens. Om praktische redenen dan. Want weet je: als ik mijn mond opentrek over ‘het geloof’, dan worden sommige mensen hatelijk en vijandig. Of ze drijven de spot met mij. Als intolerant figuur met bijpassend sprookjesboek ben je nu eenmaal niet bij iedereen even welkom. Dat is soms best pijnlijk. En daarom is het eigenlijk ook veel prettiger om alleen achter je veilige voordeur openlijk christen te zijn. Dat scheelt je een hoop ellende en conflicten met andere mensen.
Het Grote Probleem
Er is alleen een klein probleempje. Of eigenlijk een Groot Probleem. Ja, met hoofdletters, zo groot is het wel. We kennen allemaal wel dat ene Bijbelvers dat zegt dat God de wereld zó lief had dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat iedereen die in Hem gelooft eeuwig leven heeft. Dat is heel erg waar en vooral ook heel erg mooi. Het omgekeerde is net zo waar, alleen dan een stuk minder mooi: “…als u niet gelooft dat Ik het ben, zult u in uw zonden sterven” (Joh. 8: 24).
Deze woorden sprak Jezus tegen (o.a.) de religieuze leiders van het Joodse volk, die Hem niet als de Messias erkenden. Deze woorden moeten hen ergens wel bekend in de oren hebben geklonken. Dat kan ook niet anders, want Jezus sprak – zoals Hij zelf zei – “… zoals Mijn Vader Mij heeft onderwezen” (Joh. 8: 28). Deze Vader had bij monde van de profeet Ezechiël gezegd: “De mens die zondigt, die zal sterven” (Ez. 18: 4; zie ook 18: 18). Het loon van de zonde is nu eenmaal de dood (Rom. 6: 23).
De grote opdracht
Ieder rechtzinnig kerkmens knikt nu hopelijk ja en amen. Goed, je moppert nu misschien dat iik wat zwartgallig ben, maar ik hoop toch dat je ook op dit gebied de God van de Bijbel wilt naspreken. In de eerste plaats in je binnenkamer, veilig achter je voordeur. Het is namelijk van het allergrootste belang dat ook jij jouw zonden erkent en je er van afwendt, om je naar Jezus toe te keren en van Hem een nieuw en eeuwig leven te ontvangen. Maar, laat het daar alsjeblieft niet bij.
Laten we nog even weer teruggaan naar Ezechiël. Toen God hem tot profeet riep, zei Hij dat Ezechiël goddelozen en afvalligen moest waarschuwen, om te voorkomen dat zij niet in hun zonden zouden sterven (Ez. 3: 18, 20). Nu voel jij je waarschijnlijk geen Ezechiël, maar het principe blijft in zekere zin hetzelfde: alle mensen moeten horen. Horen hoe zij gevangen zijn in een leven in zonde, maar zeker ook van het feit dat God hen hieruit kan en wil verlossen en hun een nieuw leven biedt. Daarvoor moet het evangelie verspreid worden. Want hoe zullen zij in Hem geloven van Wie zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder iemand die predikt?
Verlaat de voordeur
Dat vergt wel dat wij ons geloof niet veilig achter de voordeur opbergen. We mogen het evangelie niet ergens in de aarde verbergen, maar moeten proberen om er winst mee te maken (Matth. 25: 14-30). Dat is moeilijk. Dat kan ons dingen kosten: het respect van mensen, vriendschappen, of misschien zelfs een baan. Natuurlijk denken we dan wel drie keer na voordat we onze mond opentrekken over dingen als zonde en genade. Ik hoop alleen wel dat we er na die drie keer nadenken tóch onze monden over opentrekken, al was het maar tegen één persoon. Het gaat hier namelijk niet over kleine bijzaken, maar over eeuwig leven en eeuwige dood. Laten we dan toch maar achter die veilige voordeur vandaan komen, desnoods met lood in de schoenen, om Gods woorden te verspreiden. Gelukkig hoeven we dat niet alleen te doen: Hijzelf is met ons, “al de dagen, tot de voleinding der wereld.” Zullen we dan toch maar gaan?
Alexander Weggemans