Geld en God
Nog heel even doorbijten en dan is het kerstvakantie. Eindelijk heb je (hopelijk) weer een paar vrije dagen. Mocht je je gaan vervelen, dan weet ik nog wel een leuk spelletje. Het gaat zo: loop naar buiten en zoek een groot gebouw op. Het moet echt iets zijn wat je niet over het hoofd kunt zien. Als je dat gevonden hebt, dan moet je er voor gaan staan. Richt je blik op het gebouw en trek je portemonnee. Pak twee euromuntjes en houd die vlak voor je ogen. Kun je het gebouw nog zien?
Waarschijnlijk niet. Twee kleine muntjes ontnemen je het zicht op een gebouw dat je normaalgesproken al van grote afstand kunt zien. Eigenlijk is het best gek dat die twee muntjes zo’n groot gebouw volledig aan je oog kunnen onttrekken. Nu is dit een flauw spelletje, maar tegelijkertijd geeft het wel aan wat geld met een mens kan doen: een klein beetje bezit kan het je zicht op grotere dingen ontnemen.
Rijk en geïnteresseerd
In de Bijbel treffen we daar voorbeelden van aan. Misschien wel de meest bekende is het verhaal over de ‘rijke jongeling’. Hij was een belangrijk man. Sommige uitleggers zeggen dat hij een leider was van een synagoge, of misschien zelfs wel lid van het Sanhedrin. Bovendien was hij een gelovig mens. Tegen Jezus zei hij immers dat hij al van jongs af aan zich aan Gods wetten hield. Bovendien was hij geïnteresseerd in “het eeuwige leven”. Je kunt je slechtere interesses voorstellen, toch?
Maar, bij dit alles bleek deze ‘jongeling’ één handicap te hebben: “Hij was zeer rijk.” Nu is rijkdom op zich niet slecht. Het probleem bij deze man was alleen dat hij er geen afstand van kon doen. Toen Jezus hem voorstelde om al zijn bezit te verkopen werd hij “geheel droevig”. Hij had wel van alles willen doen (vgl. Luc. 18: 18), maar dit ene kon hij niet opbrengen. Hij hield van zijn rijkdom.
Eigenlijk is dat een belachelijke keuze. Als je tijdelijke rijkdom en eeuwig leven tegen elkaar afweegt, dat kies je toch altijd voor het laatste? Tenminste, dat zou je denken. Helaas maken wij mensen niet zulke nuchtere rekensommetjes. Denk er maar eens over na: doe jij zonder moeite afstand van al jouw luxe? Of misschien van iets anders? In Lucas 18: 29 spreekt de Heere immers ook van mensen die bijvoorbeeld voor altijd alleen blijven of afzien van kinderen, omwille van hun dienst in Gods koninkrijk. Zou je dat kunnen opbrengen, ‘alleen’ om Jezus’ wil?
Ik ben bang dat zoiets voor veel van ons wel even (en nog even, en nog even) slikken zou zijn. Misschien zeg je zelfs: “Heere, U mag alles van mij vragen, maar niet dit ene stukje van mijn leven. Daar moet U van afblijven!” Dat deed de rijke jongeling ook. Eeuwig leven was leuk, maar van zijn bezit moesten ze afblijven. Het ontlokte aan Jezus de uitspraak dat het makkelijker is om een kameel door het oog van een naald te laten gaan dan om een rijke tot burger van Gods koninkrijk te maken.
Rijk en bekeerd
Is dan alles verloren? Is er nog hoop voor mensen als ons, die zoveel hebben en nog veel meer willen? Ja, want: “De dingen, die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God.” Dat zien we duidelijk in Lucas 19. Daar treffen we Zacheüs, van wie ook gezegd werd dat hij rijk was (vs. 2). Hij was namelijk oppertollenaar in de drukke grensstad Jericho, waar veel tol te heffen viel. Maar, dat zei hem niet zoveel meer toen de Heere Jezus zijn leven binnenstapte. Spontaan wilde de bekeerde Zacheüs de helft van zijn goederen aan de armen schenken. Niet in zijn testament, maar nog bij zijn leven. Bovendien beloofde hij een forse schadevergoeding aan iedereen die hij bestolen had: die mensen kregen het viervoudige terug. Hiermee voegde hij zich naar de Bijbelse wetten (vgl. Ex. 22: 1). Wat bij mensen onmogelijk is, bewerkt God bij deze tollenaar.
Dat is wat bekering doet met een mensenleven. Dat hebben ook wij nodig. Anders zal het ons vergaan zoals de rijke jongeling. Net als hij kunnen wij dan misschien wel bezig zijn met godsdienst (en er ver in komen), maar uiteindelijk zal het met ons dan net zo zijn als met degenen die het spelletje met de euromunten spelen: doordat we alleen nog maar het geld (of een bepaald verlangen) zien, zien we God niet meer. Mocht je dat bij jezelf herkennen, doe dan als Bartimeüs en roep “Heere! dat ik ziende mag worden”. Dan zal Hij je een goede houding voor bezitten en begeren leren. Niet dat dat altijd makkelijk is. Een kameel springt ook niet zomaar door het oog van een naald. Maar het is wel bittere noodzaak. Laat niets tussen jou en God inkomen. Alleen dan kunnen je ogen de Koning in zijn schoonheid zien (Jes. 33: 17).
Alexander Weggemans