Onze Oecumenische Belijdenissen (1)
De geschiedenis van de Vroege Kerk maakt wel duidelijk waarom het belijden van het geloof nodig was. Dat was trouwens in het Nieuwe Testament al duidelijk. Geloven met het hart en belijden met de mond horen bij elkaar (Rom. 10:10). Er zit iets in van het recht dat God op ons hele leven heeft als Schepper. Ziel en lichaam zullen van Hem zijn! Denk aan zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus. De kerk van alle tijden is dan ook nooit zonder belijden geweest. De katholieke kerk ? van altijd en overal ? werd al vroeg gekend aan haar katholieke belijdenis. En die is dus nog altijd onze belijdenis! Daar heb je het belang van de ?Vroege kerk? voor ons! De grondvorm van alle belijden, al in het Nieuwe Testament, is: ?Jezus is Heer? (1 Kor. 12:3; Filp. 2:11; Joh. 20:31), en gaat op sommige plaatsen al in de richting van het belijden van de Drie-eenheid (1 Joh. 2:22v, 4:1; 5:6). Maar ook na de periode van het Nieuwe Testament blijft belijden aan de orde. Daarbij spelen diverse motieven een rol. In de eerste plaats moesten dwalingen worden tegengestaan. Daarnaast was er een catechetisch motief. Vandaar dat er al vroeg sprake was van een doopbelijdenis. Wie driemaal bevestigde ?dat geloof ik? kon gedoopt worden. Ten derde kreeg het belijden in het verlengde van de doop een plaats in de eredienst.
Doopbelijdenis
Een voorbeeld van een vroege doopbelijdenis staat in de ?Kerkorde? van Hippolytus (? 215).
?Geloof je in God, de Almachtige Vader?
Geloof je in Christus Jezus, de Zoon van God, die is geboren door de Heilige Geest uit de Maagd Maria; gekruisigd onder Pontius Pilatus en gestorven, en begraven, en levend opgestaan op de derde dag, uit de doden, en opgevaren ten hemel, en die zit aan de rechterhand van de Vader, en zal komen om te oordelen de levenden en de doden?
Geloof je in de Heilige Geest, en de heilige Kerk, en de opstanding van het vlees??
In deze doopbelijdenis is de grondvorm - Drie-eenheid! - van de 12 Artikelen al herkenbaar, hoewel die pas na eeuwen haar algemeen bekende vorm kreeg! Er is in de loop der tijd wel wat bijgekomen.
Wij spreken bij drie belijdenissen uit de eerste eeuwen van oecumenische belijdenisgeschriften. Alle drie worden ze vaak aangeduid met een naam die niet klopt.
- De Apostolische Geloofsbelijdenis (of: de Twaalf Artikelen);
- De Belijdenis van Nicea (beter: de Belijdenis van Nicea-Constantinopel);
- De Belijdenis van Athanasius (beter: de Belijdenis genoemd naar Athanasius).
Uit de oervorm van de doopbelijdenissen (Geloof je??) ontwikkelde zich de vorm van het ?statement?: ?Ik geloof...?of: ?wij geloven...?. We spreken bij deze belijdenissen wel van een credo (= ik geloof), en ook van een symbool (eigenlijk ?zegelring? en vandaar: garantie). Dat werd de gebruikelijke term. Later werd symbool de aanduiding van wat de grote concilies van de kerk uitspraken, o.a. in Nicea (325), Constantinopel (381) en Chalcedon (451). Deze symbolen dienden steeds meer als toetssteen voor bisschoppen, en stonden dan wat verder af van de ?catechumenen? (= ?doopleerlingen?).
De inhoud ervan delen we met (bijna) de hele christelijke kerk. De Reformatie heeft aan dit katholieke belijden vastgehouden. Het gaat om onze belijdenisgeschriften! We bespreken ze in historische volgorde.
In de uitgave De Nederlandse belijdenisgeschriften (Boekencentrum, vanaf 1983) is de leesbare vertaling te vinden die ook door onze synode is vastgesteld.
De Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel (NC)
We begeven ons naar de tijd van drie eeuwen na Christus. Een boeiend stuk kerkgeschiedenis, als je de worsteling proeft van de kerk om tot een zuiver verstaan van de bijbelse leer te komen. Het is een geschiedenis van ketters (dwaalleraars), van kerkvaders (theologen en voorgangers, meestal bisschoppen), en van kerkelijke vergaderingen. Men sprak al wel van synoden, maar als het ging om een samengaan van (bijna) alle bisschoppen, dan sprak men van concilies. Een oecumenisch concilie omvat de hele kerk. (van oikoumene, de hele bewoonde wereld, Lukas 2:1). Er waren allerlei invloeden die de kerk bij het evangelie wilden wegtrekken. De nog steeds levende gnostiek al in de 2e eeuw, en Marcion (bij wie een groot deel van de Bijbel overboord ging), Pelagius 4e/5e eeuw (niet genade, maar mens staat centraal). Rond NC zien we het begrip groeien van de leer van de Drie-eenheid.
De Belijdenis van Nicea 325
De aanloop naar het Concilie van Nicea in 325 was vol kerkelijke strijd. Om de bijbelse boodschap over de Drie-enige God goed te verwoorden moest men de dwalingen herkennen. Eerst ging het over de relatie tussen God de Vader en de Zoon.
Heftig werd de twist rond Arius (?336). Voor hem was de Zoon een schepsel. Alleen de Vader is eeuwig, de Zoon niet. De mens Jezus is uit genade geadopteerd tot Gods Zoon, maar was niet van eeuwigheid heilig en zonder zonde.
Keizer Constantijn riep het concilie bijeen. Hij had een politieke agenda: eenheid in de kerk ter wille van zijn ene rijk! Het concilie was door het grote aantal aanwezige bisschoppen met recht een (eerste) Oecumenisch Concilie! Het ging er soms roerig toe, en men had moeite om wat men geloofde in heldere taal op te schrijven. Men kwam eerst weinig verder dan de woorden ?uit het wezen van de Vader en ??n van wezen met de Vader?. Tenslotte kwam men tot een document, dat door allen ondertekend moest worden: de belijdenis van Nicea, die eindigt met: ..?en in de Heilige Geest?. Arius? leer was daarmee veroordeeld. Allen moesten ondertekenen. Wie weigerde - zo Arius en nog twee bisschoppen - werd in ballingschap gezonden.
Er bleef toch discussie over ???n van wezen met de Vader? (Grieks: homoousios). Is zo?n woord, dat niet in de Bijbel staat, wel geschikt? Arius bleef invloed houden met zijn afwijzing, en Athanasius (295-373) ook, met zijn verdediging. In het algemeen bleef nog de tendens om de Zoon van God als ondergeschikt te zien aan de Vader.
Eigenlijk is het wonderlijk ? en iets om dankbaar voor te zijn! ? dat de concilies de belijdenis in zulke korte en kernachtige zinnen hebben geformuleerd.
Op weg naar Constantinopel 381
Nicea was nog maar een eerste stap. Niet dat door theologen nog niet verder was nagedacht over de leer, maar als een concilie iets besluit is dat voor de hele kerk de blijvende norm.
We mogen daar wel even bij stil staan! Denk er o.a. aan, dat er tussen bisschoppen en andere leraars soms een element van rivaliteit heerste. Al dat soort vleselijke ambities speelde een rol. Des te meer reden verwonderd te zijn over de voortgang van dat proces van doordenking en formulering dat stap voor stap duidelijkheid bracht!
Maar goed, in Nicea was de godheid van Christus helder gesteld, daarna kwam de belijdenis op een nieuwe manier op scherp te staan. Apollinaris van Laodicea (gest. ?390) ontkende dat Christus waarachtig mens is geworden. Maar: nam Christus dan wel geheel onze plaats in? Apollinaris vreesde, dat bij Christus? volkomen mens zijn, de zondeloosheid van Christus op het spel kwam te staan.
Drie belangrijke theologen ? de drie Cappadoci?rs: Basilius de Grote, Gregorius van Nazianze en Gregorius van Nyssa ? bestreden hem. Als Christus niet waarachtig mens zou zijn geworden, ?zou Hij niet onze volkomen Verlosser kunnen zijn.?
Apeldoorn
J.W. Maris