{mosimage}Jezus' vraag aan de Samaritaanse vrouw bij de Jakobsbron is meer dan een vraag om wat water. Hij smacht naar haar geloof. Dat wil Hij drinken. Maar die vraag is ook een vraag van Augustinus aan Johannes en vooral aan Jezus zelf, en moet ook onze vraag zijn.

Onlangs is het eerste deel verschenen van de eerste volledige Nederlandse vertaling van de honderd vierentwintig verhandelingen van Aurelius Augustinus (354-430) over het evangelie volgens Johannes.
Deze verhandelingen zijn waarschijnlijk op doordeweekse dagen gehouden in de kerk van Hippo Regius (Noord-Afrika). Daar zijn zij door snelschrijvers opgeschreven. Mogelijk heeft Augustinus ook een aantal gedicteerd. Samen vormen ze een commentaar op het gehele evangelie.
De uitleg is anders dan wij gewend zijn. Voortdurend zoekt Augustinus in zijn verhandelingen naar de geestelijke betekenis van de tekst. Vaak verrast hij ons daarmee. De vraag is wel of hij daarmee altijd recht doet aan de schrifttekst. Hij heeft bijvoorbeeld weinig oog voor de structuur van het evangelie. Zijn uitleg heeft dikwijls het karakter van inlegkunde. Maar toch zijn deze verhandelingen een bron van vreugde en komen ze heel dicht bij ons hart.
Onzichtbaar water
Een voorbeeld daarvan is de vijftiende verhandeling over Jezus' ontmoeting met de Samaritaanse vrouw. Jezus belooft levend water en daarmee volgens Augustinus de Heilige Geest. Het water in de put daarentegen is het wereldse genot. Mensen halen dat genot vandaaruit omhoog met de kruik van hun begeerten. Voorovergebogen laten zij hun begeerte naar beneden zakken om het genot te bereiken, en dat wordt dan opgeschept uit de diepte. Wie dat water drinkt, zal weer dorst krijgen.
Maar hoe wil Jezus de Samaritaanse doen delen in het levende water? Hij houdt haar voor dat zij haar man moet halen. Daarmee is bedoeld dat zij haar verstand moet gebruiken. Dat is de man van de ziel. De ziel moet zich schikken onder haar hoofd, het verstand. Het hoofd van de man is echter Christus.
In dezelfde verhandeling geeft Augustinus ook aan dat het verstand hoort bij de ziel zoals het oog bij het lichaam. Toch kan maar één deel van het lichaam het licht zien. Dat is het oog. Zo kan ook alleen ons verstand het Licht zien. Maar dan moeten we dat geestelijke oog wel gebruiken. Dan is een goede leiding van de ziel mogelijk.

Leiding voor de zintuigen
Met de vijf mannen die de vrouw eerder heeft gehad zijn volgens Augustinus haar vijf lichamelijke zintuigen bedoeld. We zijn uit onszelf als kinderen die zich richten naar hun zintuigen. Wat onze zintuigen aangenaam vinden, is genot. Daartoe laten zij zich aantrekken. Aan pijn hebben ze een hekel. Dat gaan ze uit de weg. Zeker zijn deze mannen van de ziel wettige echtgenoten. Ze zijn door God gemaakt en aan de ziel geschonken. Maar de ziel die door de zintuigen wordt geleid, is zwak. Wil ze sterk en volwassen zijn dan moet ze een man hebben die haar ware, wettige man echtgenoot is en beter leiding geeft dan de andere vijf. Die leiding heeft betrekking op de eeuwigheid.
Maar de man die de Samaritaanse op dat moment heeft, is haar man niet. Die man is de dwaling, die geen goede leiding aan de zintuigen geeft. Daarom verklaart Jezus de vrouw: 'U hebt gelijk als u zegt dat u geen man hebt. U hebt vijf mannen gehad. Eerst hebben de vijf zintuigen van het lichaam u geleid. Nu hebt u de leeftijd waarin u uw verstand moet gebruiken bereikt, maar de wijsheid hebt u niet bereikt, u bent juist in dwaling vervallen. En dus is degene die u na die vijf mannen hebt, niet uw man. Roep uw man'. Wanneer dan de Samaritaanse begrijpt dat Jezus een profeet is, dan begint ze haar man te roepen en de echtbreker die haar man niet is, af te wijzen.

Verlangen naar levend water
De titel van de bundel met verhandelingen over de eerste vijf hoofdstukken van het evangelie volgens Johannes verwijst niet alleen naar het verlangen van Jezus naar het geloof van de Samaritaanse vrouw. De titel verwijst ook naar het verlangen van de evangelist om uit het hart van zijn Meester diens woorden te drinken.  
In de titel komt eveneens het verlangen van Augustinus tot uiting om de woorden van de evangelist in te drinken. Uit zijn verhandelingen spreekt een grote bewondering voor Johannes. Hij 'vliegt als een adelaar hoger dan anderen, laat de duisternis van de aarde verder onder zich en aanschouwt het licht van de waarheid met scherpere ogen'. Hij is als een hoge berg die uitsteekt boven andere bergen. Uit heel de bundel spreekt het sterke verlangen van Augustinus om te drinken uit de Bron van levend water! Ook zijn hoorders wil hij daartoe brengen dat zij zeggen en blijven zeggen: geef mij te drinken.

Schriftlezing
Telkens leidt Augustinus ons terug naar de Schrift. Voor wie met zijn hart kan luisteren werkt de lezing van de Schrift als olie die op het vuur van de liefde wordt gegooid. Als er vuur is kan het worden gevoed, feller gaan branden en aanblijven. Voor anderen werkt schriftlezing als vuur dat je bij de olie houdt. Als er nog geen vuur is, kan het door een vurig woord worden ontstoken. Dan ontsteekt de schriftlezing het vuur van de liefde. Bij sommigen wakkert de schriftlezing het vuur aan, bij anderen laat die het vuur ontbranden.
Hoe belangrijk is bouwen op de Schrift! In het evangelie staat ergens dat een verstandige hoorder van het woord van Jezus 'gelijk moet zijn aan iemand die van plan is om te bou¬wen en net zo diep graaft tot hij de vaste rotsbodem bereikt en hij op dat fundament onbezorgd een gebouw kan optrekken dat hij bestand kan laten zijn tegen de kracht van het water. Dan wordt dat water, wanneer het komt, teruggeslagen omdat het gebouw zo stevig staat, terwijl het water anders door zijn gebeuk dat huis tot een bouwval zou maken. 'Laten wij dan', zo zegt Augustinus, 'ons de Heilige Schrift voorstellen als een stuk grond waarop wij iets willen bouwen. Laten we niet lui zijn en ons er niet tevreden mee stellen dat we aan de oppervlakte blijven. Laten we dieper graven, totdat we de rots bereiken. En die rots was Christus'.

Omvangrijk project
Ongetwijfeld vormen deze verhandelingen een hoogtepunt in de verkondiging van de vroege kerk. Na zestienhonderd jaar spreken zij nog steeds. Hoewel ze soms wat lastige passages bevatten en zeker ook tijdgebonden passages, is het lezen van deze verhandelingen een bron van vreugde. Terecht wordt opgemerkt dat ze getuigen van 'levend geloof, diepe wijsheid en pastorale zorg'. De vertalers en uitgevers hebben ons een geweldige dienst bewezen.  Deze bundel is een deel van een omvangrijk project van het Augustijns Instituut te Eindhoven dat tot doel heeft 'de belangstelling voor en de bestudering van Augustinus' spiritualiteit in het Nederlands taalgebied te stimuleren'.  Het boek is fraai uitgegeven door uitgeverij Damon.

Feanwâlden                                    
D. J. Steensma

N.a.v. Aurelius Augustinus, Geef mij te drinken. Verhandelingen 1-23 over het Johannesevangelie [In Iohannis euangelium tractatus]. Ingeleid, vertaald en van aantekeningen voorzien door Hans Tevel en Hans van Reisen. Budel 2010 (480 pag.; € 48,90; ISBN 978 90 5573 974 5).


Commentaar

  • Post 2024-04-06 07:36:05

    De laatste tijd valt het mee, maar het komt regelmatig voor dat de post wat vertraging heeft....

  • Lijdenstijd 2024-03-23 18:53:26

    Met de lijdenstijd lijkt onze samenleving niet uit de voeten te kunnen. Hoe anders is dat met...

  • Leipzig en Navalny 2024-03-07 19:01:01

    Vorige week waren mijn vrouw en ik een paar dagen in het voormalige Oost-Duitsland op bezoek bij...

  • Convent 2024-02-22 17:59:53

    Het kan je haast niet ontgaan zijn. Het convent dat op DV 20 april 2024 door deputaten...