Verslag classis Hoogeveen
Bij de verslagen naar art. 41 komen verschillende vreugden en noden uit de kerken aan de orde. Niet uit elke gemeente is iets bijzonders te melden, maar ook de ‘gewone’ voortgang van de prediking is een zegen uit Gods hand.
In Assen is momenteel één ouderling en drie diakenen. Dat wordt ervaren als nood en geestelijke armoede. Hopelijk is deze situatie van tijdelijke aard.
Naar aanleiding van het verslag van Dedemsvaart wordt gesproken over de vraag of na de laatste synode een predikant van de GKV mag voorgaan in een CGK, ook als er geen toestemming is voor nauwer samenleven. De situatie blijkt als volgt te zijn. Kerken waarvan wij uitgesproken hebben dat zij willen staan op de grondslag van Schrift en belijdenis, zijn op dit moment alleen de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt en de Hersteld Hervormde Kerk. Pas op het moment dat deze kerken een vergelijkbaar besluit nemen, is het mogelijk om predikanten uit deze kerken uit te nodigen. Nu kan dat dus nog niet. Uiteraard zal voor preekvoorziening allereerst gekeken worden naar de eigen kerken.
In Hardenberg is sprake van groei, zowel vanuit andere kerken als van buitenaf. Dat is reden tot dankbaarheid, maar het verdient ook aandacht. Hoogeveen is dankbaar dat ds. L. van Dalen weer een klein begin kon maken met het opnemen van zijn werk.
De kerkenraden van Assen en Nieuw-Amsterdam hebben een instructie ingediend m.b.t. het voorgaan van broeders binnen de classis naar art. 3 KO. Deze instructie beoogt om broeders die naar art. 3 KO toestemming hebben om een stichtelijk woord te spreken in de eigen gemeente, standaard na drie jaar te examineren met het oog op deze toestemming voor de hele classis. Als argumenten hiervoor worden genoemd dat er gebrek is aan beschikbare dienaren des Woords, mede omdat er in deze tijd veel meer op predikanten afkomt dan vroeger. Hierbij wordt de vraag gesteld of de nood van de kerken niet is dat predikanten aan hun eigenlijke werk, de bediening van Woord en sacramenten, niet toekomen door allerlei andere dingen.
Er blijkt echter verschil van mening te zijn over de vraag of er wel sprake is van ‘nood der kerken’ (dat noemt de kerkorde als criterium). Er zijn immers veel meer predikanten en emeriti dan vroeger. Gaat het niet teveel om één concrete situatie; is er wel bredere nood? De gewone situatie is dat een predikant het Woord bedient. Als conclusie van de uitvoerige bespreking wordt gesteld dat een algemeen en structureel besluit om broeders na een periode standaard te examineren voor de classis, niet mogelijk is. Wel kan een verzoek worden ingediend om een concrete broeder te examineren; dat wordt meegenomen.
De classicale commissie toerusting (CCT) heeft een voorstel ingediend om te komen tot oprichting van een classicale diaconale vergadering. De Generale Synode heeft opdracht gegeven dit te onderzoeken. Op dit moment heeft zo’n diaconale vergadering echter geen plaats in de kerkorde. Daarom wordt het voorstel van de CCT overgenomen in die zin dat er een overleg komt met alle diaconieën; er is echter geen sprake van een lastbrief, omdat het geen ambtelijke vergadering is. Dit overleg kan met voorstellen komen; besluiten worden echter genomen op de classis. De diaconieën worden aangespoord dit overleg te bezoeken.
Tijdens de vergadering worden afgevaardigden verkozen voor de PS van het Noorden. Afgevaardigd worden als predikanten di. S. Otten, J. van ’t Spijker en K. Jonkman; als ouderlingen brs. J. Bloemberg, B.W.C. Moolhuizen en G. Otten; als diaken br. R. Winkel.
Aan het slot wordt ds. K. Jonkman bedankt voor zijn rustige en ordelijke leiding. De vergadering verliep in een goede sfeer. Moge deze vergadering zijn tot heil van de kerken en tot eer van Gods Naam.
Nieuw-Balinge
A. Versluis, scriba