Onderhouden wat Jezus bevolen heeft
Alles wat de Here Jezus tijdens zijn omwandeling op aarde heeft gezegd, vat Hij in het slot van het evangelie samen in het woord 'bevolen': de zijnen moeten zijn bevelen onderhouden. Hij legt daarmee een groot accent op een levenswandel die gekenmerkt wordt door gehoorzaamheid. Zelf is Hij daarbij onze hoogste leraar. Hij vergelijkt Zich in het evangelie met profeten uit het oude Israël die op een gewelddadige wijze om het leven zijn gebracht. Over deze profeten spreken de gelijkenis van de slechte pachters, de gelijkenis van het koninklijk bruiloftsmaal en de strafrede tegen schriftgeleerden en Farizeeën. Zoals profeten zijn omgebracht, is ook Jezus zelf omgebracht. Zoals de profeten de wil van God hebben doorgegeven, heeft ook de Heiland de wil van God verkondigd en mensen opgeroepen tot bekering. Cultische geboden
De vraag is op welke wijze wij gehoorzaam moeten zijn aan geboden van God. De Heiland geeft daarin onderwijs. Hij leert ons in het evangelie dat wij niet gebonden zijn aan de cultische geboden van het oude verbond. God wil barmhartigheid, geen offers van bloed, vlees en vuur (9, 13). Voorschriften over rituele reinheid eisen geen letterlijke vervulling meer. We zien dat bij de discipelen. Ze wassen hun handen niet voor het eten van hun brood. Jezus verklaart uitdrukkelijk dat we niet onrein worden door wat wij aanraken of wat onze mond binnengaat, maar door wat onze mond uitkomt, de woorden die we spreken. Omdat oudtestamentische reinheidsvoorschriften zijn vervuld in de reiniging die op Golgota is volbracht, eet Jezus zonder bezwaar met tollenaars en zondaren. In de kring van zijn discipelen kan zich daarom ook zonder probleem een ex-tollenaar bevinden, een man die naar oudtestamentische maatstaf onrein is. Hij is niet onrein volgens de maatstaf van het evangelie.
Verder eist Jezus geen letterlijke gehoorzaamheid aan voorschriften ten aanzien van de sabbat. Dat wordt bijvoorbeeld duidelijk in de geschiedenis van de genezing van de man met een misvormde hand. Jezus geneest deze man op een sabbat. Hij stelt daarmee weldoen boven het onderhouden van een ceremonieel gebod (12, 9-13). Ieder zal een schaap dat op sabbat in de put is gevallen, redden. Is een mens niet meer waard dan een schaap? Jezus onderstreept de diepste bedoeling van God met zijn geboden. Hij brengt die bedoeling met name naar voren tegenover de bepalingen die zijn tijdgenoten aan de oudtestamentische wet hebben toegevoegd.
Liefde jegens de naaste
Naast deze cultische geboden vermeldt het Oude Testament bepalingen en geboden die het heil en welzijn van mensen direct raken. Welke geboden zijn dat? Wat is de inhoud van die bepalingen? Dat is niet altijd direct duidelijk. Maar onze hoogste Leraar geeft ons een instrument in handen waarmee wij dat kunnen ontdekken. Dat instrument is het gebod van liefde jegens de naaste.
Het evangelie geeft dit gebod een groot gewicht: het is gelijk aan het gebod van liefde jegens God, het grote en eerste gebod. Het woordje 'gelijk' is in dit verband opvallend. Wat op deze uitspraak volgt, geeft daaraan een extra accent: aan deze geboden hangt de gehele Wet en de Profeten (22, 38-39).
Eveneens krijgt in het verhaal over de rijke jonge man het gebod van de liefde jegens de naaste een sterke nadruk. Jezus noemt een aantal verboden en besluit vervolgens met dit liefdegebod (19, 19). Zo komt naar voren dat dit gebod een samenvatting en een hoogtepunt van de overgeleverde geboden is. Vervolgens noemt Jezus in zijn rede tegen de schriftgeleerden en Farizeeën wat het belangrijkste van de wet is: rechtdoen aan de naaste, barmhartigheid en trouw jegens de naaste (23, 23).
Ook in zijn bergrede geeft Jezus de liefde jegens de naaste een groot gewicht. Hij noemt een aantal bepalingen die 'de ouden' hebben gegeven en stelt zijn eigen gebod daartegenover: 'maar Ik zeg u …'. Deze uitspraken zijn concretiseringen van het gebod van liefde jegens de naaste. Ze eindigen uitdrukkelijk met het noemen van de liefde en dan met name de liefde jegens vijanden (5, 43-47).
Bekend is de gulden regel: 'Alles dan wat u wilt dat de mensen u doen, doet u hun ook zo'. Ook deze regel onderstreept het gebod van de liefde. Een extra accent krijgt dit gebod door de toevoeging: 'want dit de Wet en de Profeten' (7, 12).
Wanneer we lezen dat Jezus bij zijn komst in de wereld Wet en Profeten niet afschaft, maar vervult, moeten we juist ook aan dit gebod van liefde jegens de naaste denken. De Here heeft de eigenlijke zin van Wet en Profeten naar voren gebracht. Geen jota of tittel daarvan zal verloren gaan. Gehoorzaamheid aan de uitleg van de Meester is een betere gerechtigheid dan die van Farizeeën en schriftgeleerden (5, 17-20).
Betere gerechtigheid
Wat die gerechtigheid concreet inhoudt, blijkt uit het vervolg van de bergrede. Daarin scherpt Jezus het oudtestamentische gebod van de liefde jegens de naaste aan. Die aanscherping is verwoord in zes antithesen (5, 21-47). In de derde antithese bijvoorbeeld spreekt Jezus over de scheidingsakte. De praktijk van zijn dagen laat een ruime scheidingspraktijk zien. Mannen sturen hun vrouw vrij gemakkelijk weg. Jezus veroordeelt deze praktijk. Hij veroordeelt wie uit zelfzucht een scheiding zoeken en daarmee schade toebrengen aan hun echtgenote. Ze hebben hun vrouw niet lief. Jezus corrigeert op deze wijze wat zijn tijdgenoten van de bepalingen van Mozes hebben gemaakt.
In de vierde antithese spreekt Jezus over het zweren. De 'ouden' hebben gezegd dat een eed niet gebroken mag worden. Die bepaling was nodig voor het publieke en openbare leven. Ook deze bepaling hebben Jezus' tijdgenoten vanuit hun zelfzuchtige bedoelingen uitgelegd. Die uitleg heeft in Israël geleid tot een praktijk van gemakkelijk zweren in allerlei omstandigheden, juist ook in het persoonlijke verkeer tussen mensen. De Here stelt daartegenover dat wij de naam van God niet voor alles en nog wat mogen gebruiken. Een oude bepaling die door mensen voor hun eigen zaak wordt ingezet, wordt door Hem aangescherpt. Hij leert dat wij in al ons spreken betrouwbaar moeten zijn.
In de vijfde antithese spreekt Jezus over het oudtestamentische gebod van vergelding: oog voor oog, tand voor tand. Ook deze bepaling was zinvol in het burgerlijk leven van het oude Israël. Zij had een functie in het publieke en openbare leven. Het was geen regel die individueel mocht worden toegepast. Maar mensen hebben ook deze bepaling misbruikt voor hun eigen, persoonlijke belangen. Jezus scherpt daarom de oude bepaling aan. Hij leert ons dat wij moeten afzien van persoonlijke vergelding. Zelf heeft Hij laten zien hoe dat mogelijk is. Het leed dat Hem werd aangedaan, heeft Hij nederig gedragen.
Feanwâlden
D. J. Steensma
Dit artikel is een bewerking van een lezing die op maandag 28 februari 2011 is gehouden tijdens een districtsvergadering van de mannenverenigingen in Friesland. Volgende week verschijnt een tweede en laatste artikel.