Onderhouden wat Jezus bevolen heeft
In het evangelie van Matteüs komt Jezus naar voren als een tweede Mozes. Dat blijkt reeds in zijn bergrede. Zoals Mozes bij de berg Sinaï het volk Israël de wet gaf, onderwijst Jezus vanaf een berg het nieuwe volk van God. Ook andere momenten uit het evangelie verwijzen naar Mozes. Daarbij kunnen we denken aan Jezus' vlucht naar Egypte, zijn terugkeer en de geschiedenis van de verzoeking in de woestijn die veertig dagen en nachten duurde. Het gelaat van Mozes straalde toen hij van de berg afdaalde. Ook het gelaat van Jezus straalde bij zijn verheerlijking op de berg. De tendens in het evangelie is duidelijk: zoals Mozes het volk Israël bevelen heeft gegeven, doet Jezus dat bij het nieuwe volk van God. Alles moeten zijn leerlingen leren wat Hij hun tijdens zijn omwandeling op aarde heeft opgedragen. Het woord 'alles' is opvallend. Ook op andere plaatsen in het evangelie wordt dit woord gebruikt wanneer er sprake is van gehoorzaamheid. Jezus verklaart bij zijn doop dat Hij alle gerechtigheid moet vervullen. Alle gerechtigheid, dat is heel de wil van God. Ook de gulden regel bevat het woordje 'alles': alles nu wat u wilt dat u de mensen doen, moet u hun ook doen (7, 12). Gehoorzaamheid aan het gebod van Jezus is daarom een gehoorzaamheid zonder compromis. Alleen wie de wil van de Vader doet, is een broer, zuster en moeder van Jezus (12, 50). De Here zal volgens het slot van het evangelie bij hen zijn die alles onderhouden wat hij bevolen heeft. Hij zal alle dagen bij hen zijn tot aan de voleinding der wereld.
Goede werken
Daarnaast noemt het evangelie onbevangen het doen van goede werken. Johannes de Doper roept op tot het voortbrengen van vruchten die aan de bekering beantwoorden. Jezus zelf vermaant zijn leerlingen dat zij hun licht moeten laten schijnen voor de mensen opdat dezen hun goede werken zien. De gelijkenis over slechte pachters van een wijngaard die geen pacht betalen, is een verwijt aan het adres van Israël dat geen vruchten heeft opgeleverd. Het koninkrijk van God wordt gegeven aan een ander volk dat de vruchten daarvan wel opbrengt (21, 43). Deze gelijkenis is een appel op het doen van goede werken.
Deze werken zijn bijvoorbeeld het zorgen voor de verkondigers van het evangelie en, zoals de bergrede leert, het geven van aalmoezen, het uitspreken van een gebed en het vasten. Opvallend is de belofte van het ontvangen van loon. Wie de geboden doet en leert, zal groot heten in het koninkrijk van God (5, 19). Hij zal zitten op een troon, veel ontvangen en het eeuwige leven beërven (19, 27-28).
In deze gehoorzaamheid aan Gods geboden is Jezus de zijnen voorgegaan. Bij zijn doop door Johannes de Doper verklaart Hij dat Hij op deze wijze de weg van gehoorzaamheid aan zijn Vader moet gaan. Het past Hem alle gerechtigheid te vervullen. Hij leert wat de gerechtigheid van God inhoudt en brengt dat onderwijs in praktijk. In Getsemané klinkt zijn gebed dat de wil van zijn Vader moet worden gedaan: zoals in de hemel, zo ook op aarde. Aan die wil onderwerpt de Heiland Zich volkomen. Hij brengt daarmee zelf het gebed in praktijk dat Hij zijn leerlingen heeft geleerd.
Jezus is de zijnen met name voorgegaan in dienstbaarheid. Zijn dienen is een voorbeeld. De zijnen moeten elkaar dienen gelijk (zoals) de Zoon des Mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen (20, 28). Het woord 'zoals' trekt vooral onze aandacht. Bij Marcus staat het woord 'want'. Het evangelie van Matteüs onderstreept het voorbeeld van dienstbaarheid van Jezus.
Wetteloosheid en wederkomst
Opvallend is ook de plaats van de woorden 'wetteloosheid', 'wetsverachting' en 'ongerechtigheid' in het evangelie. Deze woorden komen in de evangeliën van Marcus en Lucas niet voor, maar wel bij Matteüs. Zij die de wetteloosheid werken en de wet verachten worden door God weggedaan (7, 23; 23, 28). Met het toenemen van de wetsverachting zal de liefde van velen verkoelen (24, 12). Mensen bedrijven ongerechtigheid en valse profeten verleiden daartoe (13, 41). Uit het gebruik van deze woorden klinkt iets door van de tijd waarin Matteüs zijn evangelie heeft geschreven en de gehoorzaamheid aan geboden onder druk stond. Daarom een vermaning tot gehoorzaamheid.
Bij die vermaning hoort ook een dreiging met het oordeel. Velen zullen het Koninkrijk der hemelen niet kunnen binnengaan omdat zij de wil van de Vader niet hebben gedaan. Zij worden, zoals de gelijkenis van het onkruid zegt, weggedaan. De Zoon des mensen zal bij zijn wederkomst scheiding maken. Daarom waarschuwt Jezus voor de wijde poort en de brede weg, en voor het bouwen van een huis op het zand. Laat u afschrikken door de buitenste duisternis! Doe alles om aan die duisternis te ontkomen. Denk aan de steden die beter wisten maar daarnaar niet hebben gehandeld. Bedenk dat de hemelse rechter rekenschap vraagt. Deze rechter kent volgens de prediking van Jezus in het evangelie van Matteüs maar één maatstaf: gehoorzaamheid aan de geboden. Niet ieder die zijn naam noemt, zal het hemelse koninkrijk binnengaan. Alleen wie de geboden van de Vader doen, zullen ingaan in het leven. Alleen zij zijn rechtvaardig en zullen stralen als de zon. Het doen van de wil van de Vader is beslissend.
Bergrede en troost
De nadruk op gehoorzaamheid aan geboden in het evangelie van Matteüs en het doen van goede werken spoort de kerk aan op de weg van heiliging en vernieuwing. In het licht van deze nadruk moet ook de bergrede van Jezus worden gelezen. Zoals heel het evangelie gericht is aan het adres van de kerk, is ook de bergrede aan Christus' kerk gericht. De Heiland geeft hier geen politiek program. De betere gerechtigheid kan alleen worden verwerkelijkt in onvoorwaardelijke verbondenheid met Christus. Alleen de zijnen zijn het zout van de aarde en het licht van de wereld. Heiliging is alleen mogelijk in gemeenschap met Christus. Met een variatie op een woord van Bonhoeffer: er is geen gehoorzaamheid aan Gods geboden mogelijk zonder persoonlijke gemeenschap met Christus; er is ook geen gemeenschap met Christus mogelijk zonder gehoorzaamheid aan zijn geboden.
Deze aansporing tot gehoorzaamheid in het evangelie van Matteüs is zeker niet in tegenspraak met de blijde tijding van rechtvaardiging door het geloof. Niemand anders vraagt gehoorzaamheid dan Hij die gekomen is om zijn volk te redden van hun zonden, zijn bloed heeft vergoten tot vergeving, voortdurend zondaren heeft opgezocht en gekomen is om onze zwakheden te dragen. Zijn bloed is genade. We beseffen dat wij die genade niet kunnen missen. Zij schenkt kracht tot vernieuwing en bovendien de ware vrijheid waardoor wij onze gerechtigheid niet in onszelf zoeken maar buiten onszelf in Christus Jezus.
Feanwâlden
D. J. Steensma