Deze week het laatste artikel over ‘Jongeren en de kerk’. Het is een verkorte weergave van de lezing die door Corrie de With werd gehouden tijdens de vormingscursus.
‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’ is een veelgehoorde uitspraak. Dit geldt ook voor de kerk, voor de gemeente. Veel kerken merken echter dat ze jongeren verliezen. ‘Minder interesse jeugd in kerk’, kopte een artikel in het RD van 17 april 2010. De vraag komt in ons op: hoe kunnen we de jongeren bereiken? Hoe kunnen we hen interesseren voor het geloof? In dit artikel wil ik kort ingaan op de vragen: Wat willen we bereiken? Wie is die jongere die we willen bereiken? En hoe kunnen we jongeren bereiken? Het zijn geen pasklare antwoorden, maar ik hoop dat het wel gespreksstof biedt.
Doel: Wat willen we bereiken?
Als we ons afvragen hoe we de jongeren kunnen bereiken, is het goed dat we eerst bedenken wat we willen bereiken. De bijbel laat zien dat het gaat om het kennen van God en te doen wat hij van ons vraagt. Micha zegt ‘niets anders dan recht te doen, goedertierenheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met uw God. (Micha 6:8)’
In Mattheus 22: 37-40 zegt Jezus: ‘U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt heel de Wet, en de Profeten. (HSV). Het gaat hier om het liefhebben van God en het dienen van de naaste.
Beginsituatie: Wie is de jongere?
“Wanneer het werkelijk zou gelukken iemand naar een bepaald doel te leiden, dan moet men er allereerst op bedacht zijn hem daar te vinden waar hij is en ook daar beginnen.” (Kierkegaard )
Onze zorg lijkt allereerst te liggen bij 12-18 jarigen. Echter, geloofsopvoeding begint al bij de geboorte, kerkverlating begint al bij kinderen. Hieronder wil ik kort ingaan op geloven in verschillende levensfasen.
Fase van 0-10
De eerste ervaringen van een baby hebben te maken met gevoelens van vertrouwen en wantrouwen, geborgenheid en eenzaamheid, veiligheid en onveiligheid. Door liefdevolle zorg ontstaat een basisgevoel van vertrouwen en geborgenheid. Voor wie dit basisvertrouwen niet ontwikkelt, is het op latere leeftijd niet alleen lastig om andere mensen te vertrouwen, maar ook om God te vertrouwen.
Een peuter en kleuter leren door ervaringen. Het kind ervaart de aanwezigheid van God door te bidden met de ouders, te zingen en te praten over God. Kinderen ervaren zo gevoelens van eerbied, blijdschap en geborgenheid.
Abstracte begrippen zoals gerechtigheid en vrijheid in Christus begrijpt het kind in de basisschoolleeftijd nog niet. Het Godsbeeld en de vragen zijn concreet. Kenmerkende vragen zijn: ‘Wat kan God allemaal?’ ‘Wat mag van God?’ Kinderen in de basisschoolleeftijd hebben vaak een goed geheugen. Het is dus een geschikte periode om hen verhalen en Bijbelteksten uit het hoofd te laten leren.
Fase van 10-18
Het denken van een kind in de basisschoolleeftijd is dus nog concreet, in de prepuberteit leert het kind abstract denken. Dit heeft ook gevolgen voor de geloofsbeleving. Kinderen gaan steeds meer religieuze vragen stellen. ‘Waar komen de dingen vandaan?’ ‘Waarom zijn de dingen zoals ze zijn?’ ‘Wat is de zin van het bestaan?’ ‘Waar komt het kwaad vandaan?’ ‘Waarom is er lijden?’ Het concrete Godsbeeld uit hun kindertijd houdt geen stand, er moet een nieuw beeld in de plaats komen. Dit leidt tot kritische vragen, ook aan ouders. Een adolescent, die als jong kind geloofde dat God bestond, vraagt zich nu af: ‘Bestaat God eigenlijk wel?’ ‘Is de bijbel geen verzinsel van mensen?’ De adolescent zal de regels, gewoontes, waarden en inhouden van ouders kritisch bevragen. Deze fase is noodzakelijk om zich de manier van geloven, denken en leven van de ouders persoonlijk toe te eigenen. Hoe ouders hierop reageren heeft invloed op het godsbeeld van kinderen.
Een ander kenmerk van tieners is dat ze de groep heel belangrijk vinden. Wat vinden mijn leeftijdsgenoten van mij? Veelal passen tieners zich in hun opvattingen aan volgens de groep waarin ze verkeren. Als ze in de kerk geen groep hebben waarin ze zich thuis voelen is de kans groot dat ze afhaken.
Geloofsopvoeding: Hoe kunnen we jongeren bereiken?
‘Prent uw kinderen de geboden in. Spreek er steeds over, thuis en onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat.’ (Deut. 6:7 NBV)
In het Oude Testament laat God al zien dat geloofsopvoeding niet een activiteit is van een paar uurtjes per week. Nee, het is geïntegreerd in het dagelijkse leven. En, succes is niet verzekerd. Ook het OT laat zien dat Gods volk steeds weer afdwaalt.
Belangrijke woorden zijn communiceren en voorleven. Dit geldt, zowel voor ouders als voor andere volwassenen in de kerk.
Communiceer (in woord en daad) uw geloof, uw geloofservaringen. Een jongere hecht waarde aan een openhartige relatie. Vertel hoe u bent geraakt door de omgang met God. Kroon stelt in een onderzoek naar kerkverlating: ‘Als we niet in staat zijn de waarde van de Bijbelse boodschap duidelijk te maken voor het persoonlijke leven anno 2011 –en dat valt niet altijd mee– zou je elkaar wel eens kunnen kwijtraken.’(onderzoek van de Gereformeerde Hogeschool). Pubers zijn gevoelig voor echtheid, het maakt een indruk op hen als ze zien dat het geloof van hun ouders, van volwassenen uit hun gemeente geen theorie is maar dat het doorwerkt in de praktijk van de dag.
Communiceren is naast praten ook luisteren. Luister naar de vragen waar het kind, de adolescent mee komt. Zoals we hierboven zagen komt de jongere soms met kritische vragen. Neem deze vragen serieus. Leer ook luisteren naar de vragen achter de vragen. Geef eerlijke antwoorden en help de jongere zelf antwoorden te vinden door te vragen wat hij er zelf van denkt. Jongeren kunnen heel goed nadenken en met verrassende antwoorden komen. Het is zeker nuttig als de volwassene ook aangeeft hoe hij over bepaalde zaken denkt en waarom. Zo kan de jongere zich spiegelen aan opvattingen van volwassenen die voor hem belangrijk zijn. Door een eerlijke dialoog leert een jongere zelf na denken en voelt hij dat hij altijd met zijn vragen en twijfels bij zijn ouders, bij volwassenen uit de gemeente terecht kan.
Uit het onderzoek van de GH blijkt dat bijna driekwart van de jongeren vragen heeft over de geloofsbeleving en de plek van jongeren in de kerk (RD, 28-09-2011). Naast geloofscommunicatie, is het van belang de jongere verantwoordelijkheden te geven in de kerk. Door actief mee te werken kunnen jongeren hun gaven, talenten en interesses leren kennen en ontwikkelen. Daarnaast ervaren ze dat ze gewaardeerd worden door de geloofsgemeenschap en leren ze meer mensen uit de gemeente kennen, die impliciet of expliciet hun geloof communiceren door woorden en daden.
Tot slot
In dit artikel hebben we kort stil gestaan bij het doel, de beginsituatie en de geloofscommunicatie. We hebben gezien dat het belangrijk is met je kinderen te praten over God. Daarnaast is het belangrijk om met God te praten over je kind. Uiteindelijk is het God zelf die het geloof in de kinderen en de jongeren bewerkt.
Utrecht
Corrie de With
Corrie de With is docent onderwijskunde, pedagogiek en didactiek aan de Christelijke Hogeschool Ede
Geraadpleegde literatuur:
Heijden, van der S. (2012) Kerk voor een nieuwe generatie. Uitgeverij Medema Heerenveen
Vrijmoeth-de Jong, M. e.a. (2006) Geloven in opvoeden. Stichting Loek.