Christus is neergedaald in het rijk van de dood, aldus de apostolische geloofsbelijdenis. Zijn neerdaling was een stadium in zijn verhoging. In het donker van het graf, op die sabbat, vond een geweldig gebeuren plaats: de lijn die was ingezet op Goede Vrijdag werd vanuit hier doorgetrokken.
Golgota was het keerpunt in de geschiedenis. Daar bereikte de vernedering van Christus haar dieptepunt. De crisis was daar het hevigst. Het oordeel kwam in alle hevigheid neer op de Zoon van God.
Hellevaart
In dat oordeel vond echter de Wende plaats. De muur die scheiding maakte werd afgebroken, de vrede hersteld en de boze overwonnen. Toen begon de triomftocht van de Heiland. Voor ons onzichtbaar, aanvankelijk. Wat wij zagen was zijn sterven en daarna zijn begrafenis.
De engelen daarentegen aanschouwden de Zoon van God in heerlijkheid en begeleidden Hem naar het hemelse paradijs om daar zijn werk voort te zetten dat in beginsel was volbracht.
Zijn hemelvaart vond, zo zouden we kunnen zeggen, plaats vanaf het kruis. Met zijn laatste kruiswoord gaf de Heiland zijn geest over in de handen van zijn Vader. Toen kwam Hij in het Vaderhuis. En met Hem de zijnen, zoals Hij had gezegd: Heden, met Mij in het paradijs!
Vanaf dat moment begon de proclamatie van zijn overwinning.De eerste wereld waarin die proclamatie plaatsvond, was het dodenrijk. Jezus daalde daartoe naar dat rijk af, waar Hij zijn overwinning verkondigde aan de generaties die zich van Hem hadden afgekeerd en daarom in het dodenrijk waren opgesloten: de hellevaart van Christus, aldus de Christelijke Dogmatiek. Die verkondiging klonk tot in de diepste krochten van het heelal. De genoemde dogmatiek pleit zelfs voor een bepaalde dag waarop we die hellevaart zouden kunnen gedenken en vieren: Hellevaartsdag in plaats van Stille Zaterdag.
Gevangenis
De apostel Petrus spreekt over de prediking van Christus aan de geesten in de gevangenis van de dood (1 Pet. 3, 19), waar die gestorvenen verblijven die tijdens hun verblijf op aarde opgingen in losbandigheid, begeerte, dronkenschap en onzedelijke afgoderij (1 Pet. 4, 3). Als in de tijd van Noach. Ondanks diens prediking gaven zijn tijdgenoten niet thuis, terwijl die duidelijk genoeg was. Noach maakte ernst met zijn roeping als dienaar van het goddelijk woord. Ook toen hij de ark bouwde. Elke plank was een preek en elke hamerslag een tekst. Het pek waarmee hij het vaartuig dichtsmeerde, riep mensen tot verzoening. Moest hun relatie met God niet in orde worden gebracht?
Hoe indringend die prediking ook was, toch luisterden zijn tijdgenoten niet. Uiteindelijk kwamen ze allen om in het water van de verschrikkelijke vloed.
Na Golgota is Christus allereerst naar hen toegegaan, naar gestorvenen die zich tijdens hun leven hardleers van het evangelie hadden afgekeerd. Daar heeft Hij zijn overwinning uitgeroepen. Daarom daalde Hij af naar het rijk van de dood. Deze onrechtvaardigen moesten nu wel zijn koningschap erkennen.
Met deze woorden bemoedigde Petrus zijn lezers. Zij moesten volhouden in het geloof en weten dat Christus overwinnaar is en de geschiedenis in zijn hand houdt: 'Ook uw tegenstanders zullen eens erkennen dat Hij overwinnaar is.'
Ook voor ons is dit een bemoediging om vol te houden in het geloof: Christus heeft zijn macht zelfs in het dodenrijk verkondigd. Daarom hoeven wij ons vandaag niet door de tegenstanders van het evangelie te laten imponeren. Allen die ons van het eenvoudige geloof willen afbrengen, moeten toch eens erkennen dat Christus overwinnaar is. Zoals de tijdgenoten van Noach in het dodenrijk de verkondiging van de overwinning van Christus moesten horen, zo moeten ook de god-lozen van vandaag eens erkennen dat Hij koning is. Zijn neerdaling in het rijk van de dood was zijn eerste stap op de weg van zijn verhoging.
Catechismus
De Heidelbergse Catechismus spreekt echter in zijn uitleg van de apostolische geloofsbelijdenis niet over het rijk van de dood, maar over de neerdaling van Jezus naar de hel.
Ook dat is waar. Dat was tijdens de drie uur durende duisternis: geleden, onder Pontius Pilatus gekruisigd, neergedaald naar de hel vanwege zijn godverlatenheid, gestorven en begraven. Dan volgt 'neerdaling' niet op het sterven en de begrafenis, maar gaat 'neerdaling' daaraan vooraf.
Waarom geeft de catechismus deze andere uitleg van de hel? Omdat hij daarmee nogmaals het evangelie van het plaatsvervangende lijden van Christus wil onderstrepen. Het woord 'hel' is daar uitermate geschikt voor, want het heeft in de Bijbel een verschrikkelijke betekenis. Meer nog dan het sterven en de begrafenis kan dit woord de diepe vernedering van Christus aanduiden. Deze mogelijkheid om het verzoenende werk van Christus te onderstrepen heeft de catechismus aangegrepen. In zijn uitleg volgt de catechismus de uitleg van Johannes Calvijn.
Het woord 'hel' gaat terug op gehenna, dat alle joden in de nieuwtestamentische tijd deed huiveren. Gehenna is afgeleid van Hinnom, een berucht dal ten zuiden van Jeruzalem. Daar waren in het verleden verschrikkelijke dingen gebeurd. Afgodendienst. Kinderoffers, gebracht aan Moloch. Koning Achaz liet daar een of meer zonen door het vuur gaan (2 Kon. 16, 3; 2 Kron. 28, 3). Hij verbrandde hen daar voor Moloch. Zo deed ook koning Manasse (2 Kon. 21, 6).
Jeremia profeteerde dat in Hinnom een vreselijk oordeel zou plaatsvinden over alle bedrijvers van ongerechtigheid (Jer. 7, 31-32; 19, 6). In de nieuwtestamentische tijd was dit dal de plek waar misdadigers werden begraven en vuil werd verbrand.
Weggesmeten
Een verschrikkelijke plek. Jezus leerde in zijn bergrede dat wie de ander zonder oorzaak en liefdeloos 'dwaas' noemt, zal vervallen aan het vuur van gehenna. Als je met je levenshouding niet anders wilt dan de ander schenden en vernederen, zul je uiteindelijk komen op die plek ver bij God vandaan (Mat. 5, 22).
Daarom moet je zorgen dat je daar niet terechtkomt. Alles wat je daar zou kunnen doen komen, moet je wegdoen. Als je rechteroog je tot zonde verleidt en een belemmering vormt voor het ingaan in het hemels koninkrijk, ruk het uit. Het is beter dat één van je lichaamsdelen verloren gaat dan dat je gehele lichaam in de gehenna wordt geworpen (Mat. 5, 29). Ook de hand: beter verminkt naar het leven dan dat met twee handen naar de gehenna (Mar. 9, 43-45).
Jezus waarschuwt: Wees niet bang voor hen, die wél het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; wees veeleer bang voor God die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de gehenna(Mat. 10, 28). Tegen hen die zijn apostelen niet hebben willen ontvangen, zal God zeggen: Ga bij Mij vandaan. Ga naar het eeuwige vuur van gehenna, dat voor de duivel en zijn engelen is klaargemaakt (Mat. 25, 41). En zo gaat het ook met de knecht die niets heeft gedaan met het talent dat hem is toevertrouwd. Hij had het talent in de grond verborgen. Daarop wordt deze slaaf in de buitenste duisternis geworpen, de gehenna (Mat. 25, 30).
Ja, dat was het lot van Jezus: weggesmeten in de gehenna, vervloekt, in de buitenste duisternis. De deur van het vaderhuis was gesloten. Dat alles opdat de zijnen verlost zouden zijn van helse angst en pijn. Daardoor is er voor allen die geloven troost in hun hevigste aanvechtingen.
Ondertussen blijft staan dat de zinsnede in de apostolische geloofsbelijdenis vooral teruggaat op de gedachte die de apostel Petrus verwoordde: de neerdaling van Christus was een verkondiging van zijn overwinning in de wereld van de gestorvenen die zich hardnekkig van Hem hadden afgewend.
D. J. Steensma, Feanwâlden