Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heer-lijkheid, die over ons geopenbaard zal worden.
Romeinen 8:18
Hoe kan Paulus zeggen dat het lijden van nu niet opweegt tegen de toekomstige heerlijkheid? Die vraag kreeg ik van iemand die niet twijfelde aan de grootheid van de komende heerlijkheid. Maar zij had wel moeite met de grootheid van het lijden dat zij ervoer, zowel in haar eigen leven als in dat van anderen.
Het is een herkenbare vraag die nog meer dringt als lijden getypeerd wordt zoals in de titel van dit stuk. Maar let er wel op dat de titel niet alleen drie woorden telt maar ook drie puntjes. Die geven aan dat er nog iets moet volgen. In de Leidse vertaling luidt Rom. 8:18 namelijk: Lijden betekent niets in vergelijking met de heerlijkheid die wacht.
Vanwege die toekomende heerlijkheid heb ik soms bij mensen met lijden een gedeelte uit Romeinen 8 vanaf vers 18 gelezen. In dit stuk wordt immers gesproken over de schepping die zucht onder vruchteloosheid en vergankelijkheid? En over de gelovigen die ook zuchten terwijl zij hun verlossing verwachten. Bij nader inzien betwijfel ik of ik daar wel goed aan heb gedaan. Want Paulus schrijft dit niet aan gelovigen die met lijden door ziekte of anderszins te maken hebben. Door dit gedeelte met hen te lezen, wordt ten onrechte de indruk gewekt dat deze verzen rechtstreeks betrekking hebben op hun lijden.
Vers 18 is niet het begin van een nieuw stuk, zoals de vertaling van het NBG suggereert. Al-leen al uit ‘want’ waarmee vers 18 begint, blijkt dat dit vers in de eerste plaats moet worden gelezen als een vervolg op het voorgaande, op vers 17 vooral. In dat vers zegt Paulus dat kinderen van God mede-erfgenamen van Christus zijn. En hij vervolgt met de woorden: wij moeten delen in zijn lijden om met Hem te kunnen delen in Gods heerlijkheid (NBV).
Essentieel voor geloven in Christus is dus: delen in zijn lijden. Het mag duidelijk zijn dat hiermee niet de vormen van lijden worden bedoeld waarmee alle mensen te maken kunnen krijgen. Het lijden van Christus is zijn kruislijden. Hij bracht het offer van zijn leven voor zondaren. Delen in Christus’ lijden is: sterven met Christus en aan je zonde. Het betekent kruisdragen, dat is zelfverloochening. Het is een leven in de Geest van Christus. Wie zo deelt in zijn lijden, zal ook delen in zijn heerlijkheid.
Die heerlijkheid gaat het lijden ver te boven. Kijk maar naar Christus zelf. Zijn lijden was diep, tot in de hel. Maar Hij werd verhoogd en verheerlijkt, in de opstanding en de hemel-vaart. Allen die in Hem geloven zijn met Hem verbonden. Daarom delen zij in zijn heerlijk-heid. Als Hij komt zullen zij ten volle in zijn heerlijkheid delen.
Het lijden van de tegenwoordige tijd is boven alles dat Gods koningschap nog niet we-reldwijd wordt erkend en niet zichtbaar is. Gods schepping lijdt onder de macht van de Boze. Daardoor is de wereld vol ongerechtigheid, met alle gevolgen van dien. Daar lijden Gods kinderen onder. Zij krijgen daar zelf ook hun deel van.
En zij krijgen te maken met persoonlijk lijden, in ziekte en overige ellende. Dat lijden is begrepen in wat Paulus in Romeinen 8 over het lijden zegt, maar hij brengt het niet expliciet ter sprake. Daarom moeten we dit gedeelte niet te nadrukkelijk op ons persoonlijk lijden betrekken. Het gaat Paulus om het punt dat kinderen van God delen in Christus’ lijden en in zijn heerlijkheid.
Wie alleen vers 18 leest, kan denken dat het zwart-wit is: eerst lijden, dan heerlijkheid. Maar wie het hele hoofdstuk erbij betrekt ziet dat de heerlijkheid ook in de lijdenstijd al zichtbaar is. In Christus zien de gelovigen Gods heerlijkheid. Daarom komt er niet alleen een einde aan het lijden. In het lijden van deze tijd worden Gods kinderen omstraald door de heerlijkheid van God. Zij ontvangen de Geest, die heerlijke gave van God. Die gave is een voorschot van de erfenis, van de heerlijkheid die we zullen krijgen. Door dat uitzicht kan Paulus zo overtuigd spreken van de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden. In dat licht is het waar dat het lijden niets betekent.
Amersfoort
D. Visser