Het boek, De relatie tussen systematische theologie en gewone geloofstaal is een proefschrift. Het is filosofisch en dus best abstract. Ik hoop met voorbeelden het verhaal wat concreet te houden en, hopelijk, daarmee gemakkelijker.
Daarom meteen eerst maar concreet: in de gemeente kan er zo maar een discussie plaats vinden over de vraag of je een bepaald lied wel kunt zingen, bijv. Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw. Is zo’n lied wel theologisch verantwoord? Roept het niet teveel passiviteit op? Het is de taak van de systematische theologie om de gelovige bij dit soort vragen te dienen en eventueel te corrigeren. De manier waarop de systematische theologie dat moet doen, daarover verschillen de meningen.
Twee stromingen
De schrijver Kroesbergen, werkzaam aan een universiteit in Zambia, onderzoekt twee belangrijke stromingen in de systematische theologie. De kritisch-realistische stroming, zoals vertegenwoordigd door Wolfhart Pannenberg, stelt dat alles wat we over God zeggen voorlopig is, hypothetisch. Pas later, bij de wederkomst, zal blijken of we er met onze uitspraken naast zaten of niet. Ondertussen is er wel sprake van zekere voortschrijding van inzichten waarbij wetenschap en filosofie een woordje meespreken. Ideeën over God die overeind gebleven zijn in de geschiedenis benaderen de waarheid het dichtst. Zo heeft het monotheïsme (er is één God) in de geschiedenis van de filosofie betere papieren gekregen dan het polytheïsme. Een winnaarethiek, zo lijkt het.
De meta-narratieve stroming, vertegenwoordigd door Robert Jenson, stelt dat een uitspraak waar of onwaar is, afhankelijk van de vraag binnen welke gemeenschap (die van christenen of daarbuiten) de uitspraak wordt gedaan. Het doet er niet toe of die uitspraak buiten de christelijke gemeenschap waar of onwaar is. Bevindingen uit de filosofie en wetenschap doen veel minder ter zake want deze functioneren veelal binnen een andere (seculiere) gemeenschap.
Kritiek
Kroesbergen vindt dat beide stromingen zowel gewone taal alsook geloofstaal teveel zien als afbeeldingstaal, als beschrijving van feiten. Een uitspraak als “Portugal ligt naast Spanje” wordt gezien als van dezelfde beschrijvende aard als: “God is mij nabij in moeilijke tijden.” Het punt echter is dat geloofstaal geestelijke taal is. Geloofstaal gaat over hoe een gelovige naar zijn eigen leven kijkt, inclusief (dus niet dankzij!) de (te beschrijven) feiten, relaties en gevoelens. Om recht te doen aan het alledaagse leven van de gelovige introduceert de schrijver drie begrippen: De logische horizon, de persoonlijke gedrevenheid en de beschouwende overwegingen.
Horizon en gedrevenheid
Met ‘logische horizon’ bedoelt de schrijver een geloofsperspectief. Dat kan bijvoorbeeld zijn: God is alomtegenwoordig. De theoloog kan dan in de ‘beschouwende overwegingen’ de goede maar ook de mogelijk schadelijke kanten van deze uitspraak onder woorden brengen, bijv. dat mensen hieruit kunnen concluderen dat ze God in hun broekzak hebben zitten.
De systematische theologie moet ook in kaart brengen vanuit welke persoonlijke gedrevenheid mensen tot dit soort geloofsuitspraken kunnen komen. Iemands voorliefde voor het lied ‘Stil maar wacht maar’ kan voortkomen uit een persoonlijke gedrevenheid waarin angst voor handelen een rol speelt.
Existentieel
Over de logische horizon zijn theologisch overwegingen te maken. Echter, de persoonlijke gedrevenheid is níet verantwoordbaar. Iemand is gedreven om het zó te zeggen en wil dat ook zo zeggen (wat niet betekent dat daar geen verandering in kan komen). Bijvoorbeeld: “Mijn ziekte is Gods straf.“ Die persoonlijke gedrevenheid ís er. Hier gaat het dan ook precies om het persoonlijke en existentiële. Juist in het persoonlijke gedrevene staat iemand alleen voor God. Je kunt niet, zoals de kritisch-realistische theologie suggereert, zeggen dat elk mens, gegeven de tijd en de plaats, van exact hetzelfde overtuigd kan zijn. Ook de meta-narratieve theologie veronderstelt dat iedereen binnen dezelfde, christelijke, gemeenschap van hetzelfde overtuigd zou moeten kunnen zijn.
Beoordeling
De door Kroesbergen voorgestelde alternatieve systematische theologie kan prima handvatten bieden in het nadenken over geloofsuitspraken, persoonlijk of in liederen. De betekenis van gewone geloofstaal hangt immers ook af van de persoonlijke context waarbinnen deze functioneert. Wat me opvalt, is dat de schrijver overwegend visueel taalgebruik hanteert (woorden die te maken hebben met ‘zien’). Daardoor denkt hij vooral in beelden: perspectief, kader, horizon, visie, hoe iemand tegen de wereld aankijkt. Kinesthetisch (ervaren van beweging) taalgebruik treffen we wel aan bij het woord (persoonlijke) gedrevenheid, maar ook dan blijft het beperkt tot een gedrevenheid om iets zus of zo te zien. Deze manier van spreken blijft daardoor nogal beperkt tot het verstandelijke en tot het niveau van de overtuigingen. (Het verstandelijke woord ‘logisch’ duikt dan ook niet voor niks op in het begrip ‘logische horizon’).
De taal van de ervaring
Er lijkt in het proefschrift niet echt ruimte te zijn gemaakt voor de taal van het hart en de ervaringen/bewegingen van het hart waarnaar geloofsuitspraken ook kunnen verwijzen: dat iemand God niet alleen nabij weet maar ook Zijn nabijheid ervaart; dat iemand zich niet alleen door God geliefd weet maar dat ook zo ervaart. Ten diepste gaat het in de Bijbel om de bevrijdende kracht (kinesthetisch/ervaring van beweging)van Gods liefde. Woorden als vrede, vreugde duiden ervaringen en bewegingen aan, geen concepten of visies. Barmhartigheid en vergevingsgezindheid evenmin.
Ik eindig met een waar gebeurd verhaal, verteld door een theologe: Als mensen zich afvroegen of ze hun ziekte verdiend hadden, als zijnde Gods straf, dan zei ze altijd: “God is liefde en Hij straft niet met ziekte.” Zo keek zij er tegen aan …. Op een nacht viel de vrouw van de trap. Beneden aangekomen was ze niet meer in staat zich te bewegen. Het eerste wat ze dacht was: “God, waar heb ik dit aan verdiend?!” Haar ‘God is liefde’ –visie verdampte, er kwam een ‘verdien-versie’ voor in de plaats. Dat verraste haar. Het leek erop dat Gods woord nog niet in de goede aarde van haar hart was beland. Het had nog niet diep wortel geschoten… ’t was nog teveel een ‘visie’ geweest.
(N.B.: dit boek bevat geen praktische noch systematische theologie maar is een reflectie op het laatste).
Hoogeveen
Nynke Sikkema-Holwerda
Naar aanleiding van: H.T. Kroesbergen: De relatie tussen systematische theologie en gewone geloofstaal. Uitg. Boekencentrum Academic, Zoetermeer, 2012, € 24,90