Naar het oordeel van de Grieken is Sardis de grootste stad van Klein-Azië. De plaats boogt op een lang en roemrijk verleden. In dit artikel wordt een greep uit de rijke historie van Sardis gedaan.
Sardis is vanouds de belangrijkste stad van Klein-Azië. Ten tijde van het schrijven van deze brief bezit Sardis al reeds eeuwen de reputatie de grootste stad te zijn. Niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk is de stad in de geschiedenis van Klein-Azië groot en groots. Zo is Sardis de hoofdstad van het grote Lydische rijk (680-547 v. Chr.). In Sardis resideerde de legendarische koning Croesus (560-547 v. Chr.). Met de ondergang van het Lydische rijk in de strijd tegen de Perzen viel ook Sardis. De stad werd na een kort beleg plotseling door list door de Perzen overrompeld. Cyrus kwam ‘als een dief in de nacht’ (vgl. Openb 3,3). Na de val van het Perzische rijk werd Sardis het administratieve centrum van het rijk van de Seleucieden, de opvolgers van Alexander de Grote. De stad ligt ongeveer 100 km landinwaarts verwijderd van Efeze en Smyrna.
Sardis in de Griekse traditie
Al in de vroeg Griekse traditie neemt Sardis een prominente plaats in. Zo verhaalt een legende hoe een oude vriend van Bacchus, de god van onder andere feest en wijn, tijdens een rondtocht door Phrygië van de feeststoet afdwaalt en bij koning Midas terechtkomt. Midas neemt hem op in zijn huis en brengt hem direct naar Bacchus terug. Als dank voor zijn gastvrijheid mag Midas van Bacchus een wens doen. Midas vraagt Bacchus of alles wat hij aanraakt in goud verandert. Zijn wens wordt vervuld. De eerste tijd vindt koning Midas het prachtig. Steen, bed, bank, alles verandert op zijn aanraking in goud. Wanneer ook zijn eten en drinken in goud verandert, wordt het minder leuk. Uiteindelijk dreigt hij van honger en dorst om te komen. Hij bekent zijn dwaasheid aan Bacchus en vraagt hem om zijn wens weer ongedaan te maken. Die geeft hem de opdracht om zich bij de bronnen van de rivier Pactolus te wassen. Wanneer hij zich baadt, verandert het stof en zand in het water in goud. Het goud van Pactolus wordt een bekend motief in de literatuur uit de Laat Antieke Oudheid. Het spreekt tot de verbeelding. Nu werd in de omgeving van Sardis inderdaad goud gedolven, zo melden Strabo en Herodotus. Maar deze legende dient vooral als verklaring van de ontzaggelijke rijkdom van Sardis.
Heidense religies in Sardis
Net als in de andere steden in de Laat Antieke Oudheid bezit ook Sardis tempels voor verschillende goden. De rangorde wordt door verschillende factoren bepaald, ondermeer de vraag welke lokale god(in) het makkelijkst met een van de andere Griekse goden vereenzelvigd kon worden. In Sardis is dit de godin Artemis, die in de lokale setting van deze plaats ook Coloene of Cybele/Cybebe genaamd werd, de naam van een van de godinnen die van oudsher in Sardis vereerd wordt. In de religie van Artemis zijn in Sardis verschillende elementen uit de Griekse mythologie vervlochten, vooral de mythe over Persephone heeft binnen de lokale setting van Sardis een eigen leven gekregen. Persephone is de dochter van Zeus en Demeter, de godin van alles wat bloeit. Op een dag wordt zij door Hades, de broer van Zeus, ontvoerd. Hij neemt haar tot zijn vrouw. Op bevel van Zeus laat Hades haar eenmaal in het jaar voor een tijd weer gaan. Dan fleurt haar moeder Demeter helemaal op en komt alles op aarde tot bloei. Na een aantal maanden moet zij haar dochter echter opnieuw aan haar zwager afstaan. Dan vervalt zij weer in het verdriet met als gevolg dat alle planten en bloemen op aarde afsterven en verwelken. Gedurende die maanden is Persephone koningin van het dodenrijk. Zij symboliseert dus de opstanding en het leven. Reeds ver voor de komst van het Christendom was de opstanding een motief in het volksgeloof van Sardis. Persephone of Artemis is de beschermster van Sardis. De motieven: leven, dood, onsterfelijkheid, etc. keren op verschillende manieren in de lokale religie van Sardis terug. Zo is in Sardis ook een reliëf opgegraven waarop een zogenaamde taurobolium afgebeeld staat. Tijdens deze rite wordt een stier boven een aanhanger van de Attis-cultus geslacht. Hij of zij wast zich in het bloed dat over hem of haar wordt uitgestort. Men gelooft dat op deze wijze iemand onsterfelijk kan worden. Deze rite hoort thuis in de cultus van Attis, die vele aanhangers in het Mediterrane gebied heeft, maar ook in Sardis. Deze en andere legenden illustreren hoe belangrijk de thema’s ‘dood’ en ‘leven’ in Sardis zijn geweest. Wanneer Christus’ brief aan Sardis aanvangt met de stelling: ‘Gij hebt de naam dat ge leeft, maar ge zijt dood!’, kan het niet anders of het werd in de gemeente te Sardis doodstil….
Joden in Sardis
Ook in het Oude Testament wordt Sardis vermeld. Zo rept de profeet Obadja over ballingen afkomstig uit Jeruzalem, die in Sepharad vertoeven. Nu reppen Perzische teksten uit de Perzische tijd over een stad Çparda in het district Ionia. Deze Perzische naam bevat nagenoeg dezelfde medeklinkers als de naam Sepharad. In de directe omgeving van Sardis is een tweetalige inscriptie (Lydisch-Aramees) opgegraven waar de Arameese medeklinkers sprd staan voor de Griekse naam Sardis. Deze inscriptie is ten tijde van koning Artaxerxes geschreven, naar alle waarschijnlijkheid Artaxerxes I (465-424 v. Chr.). Deze gegevens maken duidelijk dat reeds eeuwen voor de komst van de nieuwtestamentische prediking in Sardis een grote joodse gemeenschap huist. Dit wordt bevestigd door Josephus die over tienduizenden joden in Lydia en Phrygië spreekt, waarvan het merendeel zich in de hoofdstad Sardis bevindt. Uit het feit dat in Sardis een tweetalige inscriptie gevonden is, blijkt dat Aramees in Sardis een belangrijke taal is geweest. Voeg daarbij het gegeven dat Sardis in de eeuwen voor de christelijke jaartelling een uiterst belangrijk economisch centrum is, dat veel Joden heeft aangetrokken. Josephus informeert ons ook over belangrijke privileges die de Joden in Sardis genoten. Inscripties tonen aan dat Joden in belangrijke mate in het Griekse stadsleven geassimileerd zijn en zelfs leidinggevende functies in het bestuurlijk apparaat ingenomen hebben. Deze assimilatie ging ver, voor Joodse en Romeinse begrippen heel ver. Illustratief is bijvoorbeeld de restanten van de opgegraven synagoge in Sardis. Dit complex in het midden van het stadscentrum vormde een geheel met een gymnasium en badhuis, twee belangrijke symbolen van de Hellenistische cultuur. In het bouwwerk van deze synagoge zijn Lydische religieuze motieven verwerkt! In Sardis hadden heidenen en Joden een modus vivendi gevonden om in harmonie met elkaar een samenleving te vormen. Samen vormden ze een blok tegen de opkomst van het Christendom in de eerste eeuwen, zo vertellen ons de getuigenissen van martelaren uit Sardis.
Urk
C.P. de Boer