Bestaat God? Velen ontkennen dat. Ze gaan ervan uit dat het heelal in een proces van geleidelijke ontwikkeling is ontstaan. Geen God, maar evolutie. Wat moet je daarop antwoorden? Kun je bewijzen dat God bestaat en dat Hij de Schepper is?
Volgens Edgar Andrews moet je gewoon aannemen dat Hij bestaat. Dan kun je alles om je heen veel beter verklaren dan wanneer je uitgaat van de evolutietheorie. Ook allerlei menselijke ervaringen en wetenschappelijke inzichten. Wanneer je uitgaat van de evolutietheorie, loop je vast en zeker op een aantal punten vast.
Tegen evolutietheorie
Volgens Andrews geeft het bestaan van God en wat Hij zegt in zijn Woord een beter inzicht in het ontstaan van het universum. Daarmee kun je ook verklaren dat er orde is in het universum. Je kunt daarin de hand van een Ontwerper zien. Je kunt ook gemakkelijker begrijpen dat de natuur heel complex in elkaar zit. Deze complexiteit is op celniveau al enorm groot. Dat er moraliteit bestaat, dus dat mensen spreken over goed en kwaad, is ook beter uit te leggen. Je hebt dan ook een beter inzicht in de verhouding tussen de menselijke geest (onstoffelijk) en de materie (waarneembaar).
Sommigen zoeken naar een combinatie. Zij gaan uit van het bestaan van God en nemen tegelijk aan dat het heelal in een proces van evolutie is ontstaan. Dit is de stroming van het zogenaamde theïstisch evolutionisme. Deze stroming meent dat de evolutie een proces is dat door God wordt gestuurd. Hij leidt dat proces. Regelmatig grijpt Hij in dit proces in. Dat heeft Hij bijvoorbeeld gedaan bij de schepping van de mens. Maar verder blijft Hij op de achtergrond. Deze visie vindt Andrews echter onaanvaardbaar. Hij kan dat vanuit de Bijbel niet aanvaarden. Bovendien kan hij dat model niet rijmen met zijn eigen nadenken over deze dingen. Daarnaast wijst hij op een gevaar. Wie de evolutietheorie aanvaardt, zal daar nog iets anders bijkrijgen. Dat is het nihilisme. Het nihilisme gaat ervan uit dat onze wereld bij toeval is ontstaan en daarom uiteindelijk zinloos is. Er is geen ontwerp. Waarom, zo wordt gezegd, zouden we dan waarde toekennen aan de wereld waarin we leven en aan het leven op zichzelf?
Iets uit niets
In het gesprek met iemand die niet gelooft, doet Andrews een voorstel: laten we ervan uitgaan dat God bestaat. Dan kun je alle dingen veel gemakkelijker verklaren. De gesprekspartner zal misschien zeggen: 'Maar wie heeft God dan gemaakt?' Op deze vraag is maar één antwoord mogelijk: niemand. Dat zal voor onze gesprekspartner misschien niet zo gemakkelijk zijn. Hij zal zeggen: 'Als niemand Hem heeft gemaakt, kan Hij er niet zijn. Alles heeft een oorzaak. Toch?' Ja, tenzij je aanneemt dat er een geestelijke werkelijkheid is. Volgens Andrews moet je dat wel doen. Er is een geestelijke werkelijkheid waar andere ‘wetten’ heersen dan in onze zichtbare werkelijkheid.
In onze werkelijkheid heerst de wet van oorzaak en gevolg. Er is niets zonder oorzaak, zo zeggen we. Maar de vraag is of je met dat laatste uitkomt. Als je zegt dat alles zijn oorzaak heeft, moet je doorgaan tot in het oneindige. En dat is toch onmogelijk. Er zal een eerste oorzaak moeten zijn. En dat is God. Hij staat aan het begin.
Ook wetenschappers worden soms wat terughoudender in het spreken over oorzaak en gevolg. Van sommige dingen is geen oorzaak aan te wijzen. Maar al te vaak staan wetenschappers voor zaken die zij niet kunnen verklaren. Denk bijvoorbeeld aan de allerkleinste deeltjes waaruit atomen zijn opgebouwd. Het zijn deeltjes, maar toch ook weer niet. Ze zijn eerder energie die informatie bevat welke zich in verschillende richtingen kan ontwikkelen. Onvoorstelbaar. Als je naar de macrokosmos, het heelal, kijkt is deze onvoorstelbaar, maar ook als je naar de microkosmos kijkt. Dan schieten wetenschappers met hun verklaringen van oorzaak en gevolg te kort. Op dat niveau lijkt er niet eens sprake te zijn van oorzaak en gevolg! Men kan niet meer doen dan met ingewikkelde berekeningen aannemen dat iets zo en zo in elkaar zit. Dus, zo zegt Andrews, ook in de wetenschap leeft men met wat je moet aannemen. Je hebt het gewoon maar te geloven, deze onzichtbare ‘dingen’, die ten grondslag liggen aan de stoffelijke wereld. Waarom zou je dan ook niet aannemen en geloven dat God de Schepper is?
Verwondering
Het verwondert mij diep dat de grondstof van onze stoffelijke wereld zelf onstoffelijk is. Niet het atoom is uiteindelijk de basiseenheid van de materie, maar energie en informatie. Sommigen spreken dan ook over een intelligent, denkend heelal. We scheren dan, het kan niet anders, langs het geheim van Gods schepping en instandhouding, waarin Hij zelf nog steeds aanwezig is: denkend, sprekend en daarmee scheppend. Want zijn denken en spreken zijn bij uitstek impulsen van energie en informatie. Hij sprak: er zij licht. En er was licht.
Het bevreemdde mij dat Andrews zichzelf positioneert als een dualist. Materie en geest zijn twee niet tot elkaar te herleiden werkelijkheden, stelt hij. Dat hij niet meegaat in de opvatting dat geest een product van materie is, dat begrijp ik. Maar hoe verklaart hij dan de wisselwerking tussen de geest en de materie (lees: lichaam, hersenen)? Het denken heeft invloed op de materie en in het bijzonder op onze hersenen, zo stelt hij zelf. Dus zijn geest en materie heel nauw verbonden. Geest en materie zullen dan toch een onderliggende gemeenschappelijke werkelijkheid moeten delen?
Andrews schrijft met humor en geeft ook goede uitleg. Het is soms een moeilijk boek, maar toch ook heel leerzaam. Het geeft een beter begrip van de menselijke ervaring en de werkelijkheid, uitmondend in een conclusie over wat de mens van God nodig heeft, een vernieuwd hart.
Hoogeveen
N. Sikkema- Holwerda
N.a.v. Edgar H. Andrews, Wie heeft God gemaakt?, Op zoek naar een alles verklarende theorie, Uitgeverij Maatkamp, € 19,90, 2012, paperback 407 pag., ISBN 978 90 631 8139 0