Ik was u aan het vertellen over broeder De Lange in mijn tweede gemeente. Hij kon schelden en tieren als geen ander. Maar er begon wat te veranderen. Ik nam met hem de Catechismus door. De tijd van zijn schelden werd al korter. Na het eerste half uur – zijn vrouw en ik hielden hem daar aan – werd het twintig minuten. Daarna een kwartier. Tenslotte hield het schelden op en kreeg ik meer tijd om met hem en zijn vrouw een fijn geestelijk gesprek te hebben over onze enige troost in leven en sterven: het eigendom van Christus te zijn. Soms werd hij zo klein daaronder, dan greep hij mijn hand en schreide als een klein kind. De bonk van een zeeman had een hart van goud!
Wat hebben we samen goede uren gehad in hun bescheiden huisje onder de klanken van het evangelie!
Tot op een late avond de telefoon in de pastorie ging. Zr. De Lange belde. Ze deelde mee, dat haar man ineens erg ziek was geworden en hij zo meteen naar het ziekenhuis zou worden gebracht. Of ik hem nog bezoeken kon. Ik er direct heen. Op mijn flinke Sparta-bromfiets. Het was in de herfst en het had al wat gevroren. Daar had ik helemaal geen erg in. Bij een oversteek van de straat moest ik remmen voor een passerende auto en daar ging ik languit onderuit. Mijn Sparta schoot onder mij weg en ik vloog over de straat. Gelukkig niet tegen of onder de auto, maar wel met schaafwonden aan mijn benen, waaruit het bloed door mijn broek heen kwam. Ik bond er een zakdoek om en vervolgde mijn weg. Mijn Sparta deed het nog! Zo kwam ik bij br. en zr. De Lange aan. Ook toen kon ik spreken over onze enige troost in leven én sterven en dat Jezus onze ware Verlosser is, die al onze zonden vergeeft en ons leidt naar ´t eeuwig licht! Br. De Lange is per ambulance naar het ziekenhuis gebracht en die nacht nog overleden, in Jezus ontslapen.
Zijn overlijden werd aan de gemeente meegedeeld. De begrafenisdienst heb ik samen met zijn vrouw doorgesproken. Op de dag dat hij begraven werd, waren aanwezig: zijn vrouw, de wijkouderling en ik! Met z´n drieën liepen we achter de kist naar de kerk, hielden met z´n drieën de dienst en gingen samen over het kerkhof naar het graf. Daar sprak ik nog een enkel woord. Toen gingen we naar huis. Een kind van God was begraven, maar hij had door zijn schelden velen van zichzelf vervreemd! Goed te begrijpen, dat ze er niet waren op zijn begrafenisdag. En wie hadden er zijn tranen gezien? Zijn vrouw en ik en..... de Here God. Een psalmdichter uit het O.T. zong het al: 'Mijn tranen hebt G´ in uwe fles vergaard´ (Ps. 56:4, O. Ber.). Jezus heeft ze gezien en Zich over hem ontfermd.
Br. De Lange, mijn eerste bezoek in mijn tweede gemeente. Van schelden naar schreien. Toch de vrede gevonden en gebogen onder eigen schuldigheid en zondigheid, maar geborgen in Christus' verzoening en overwinning.
Zijn vrouw heeft nog lange tijd het contact onderhouden, ook toen we naar onze derde gemeente vertrokken. Ook zij was gevoed door het brood des levens uit het Woord van onze God.
Hoogeveen
T. Brienen