O God, die droeg ons voorgeslacht,
in nacht en stormgebruis,
bewijs ook ons uw trouw en macht,
wees eeuwig ons tehuis!
De schaduw van uw troon omsloot
uw heiligen weleer,
bij U beveiligd is ons lot
en zeker ons verweer.
Gij zijt, van voor Gij zee en aard'
hebt door uw woord bereid,
altijd dezelfde, die Gij waart,
de God der eeuwigheid!
En duizend jaar gaan als de dag
van gist'ren voor U heen,
een schaduw, een gedachte vaag,
een nachtwaak, die verdween.
De tijd draagt alle mensen voort
op zijn gestage stroom;
ze zijn als gras, door zon verdord,
vervluchtigd als een droom.
O God, die droeg ons voorgeslacht
in tegenspoed en kruis,
wees ons een gids in storm en nacht
en eeuwig ons tehuis!
Uit Liedboek voor de kerken: Gezang 397