De tweede kerkelijke feestdagen worden tegenwoordig vaak gebruikt voor familiebezoek en bezoek aan de woonboulevards. Kerkelijke bijeenkomsten worden op die dagen steeds minder bezocht en dan hoor je op kerkelijke vergaderingen nogal eens de verzuchting dat het met het christelijk geloofsleven hard achteruitgaat. Ikzelf heb in al die jaren dat ik predikant ben nooit kerkdiensten gehad op de tweede kerkelijke feestdagen en dat is mij altijd zeer goed bevallen. Maar dan blijft de vraag of dit dan een achteruitgang is van het christelijke geloofsleven.
Wie in de geschiedenis duikt om te achterhalen hoe de christelijke feestdagen zijn ontstaan en met name de tweede kerkelijke feestdagen, komt verrassende dingen tegen. Voor de komst van het christendom in Europa kende men vele heidense volksfeesten. Met de komst van het christendom werden in de eerste eeuwen na Christus vele heidense tradities omgezet naar christelijke (katholieke) feestdagen. De ‘midwinterfeesten’ werden opgenomen in de viering van het kerstfeest. In sommige oude kerstliederen komt de herinnering van deze wijziging nog wel voor. Zo werden ook de zogenaamde ‘poasvuren’ in het oosten van ons land verbonden met het christelijke paasfeest, het nieuwe leven (lente) overwon en al het oude moest worden opgeruimd.
Concilie van Mainz
Op het concilie van Mainz in 813 werd besloten om de viering van kerstmis uit te breiden. Voortaan moest het kerstfeest maar liefst vier dagen duren. Op al deze dagen was het bovendien verboden om te werken, want dat zou ongeluk brengen. In plaats daarvan kregen de vier kerstdagen ieder een eigen betekenis. Zo was vierde kerstdag een kinderfeest en stond de tweede kerstdag geheel in het teken van de dieren. Boeren lieten dan hun paarden door het dorp galopperen om zo te ‘garanderen’ dat ze de rest van het jaar niet ziek zouden worden.
Boxing Day
In de loop van de middeleeuwen ontstond in Groot-Brittannië nog een andere traditie op tweede kerstdag: Boxing Day. Deze benaming zou afgeleid zijn van de doos (‘box’) die veel edelen hun dienaren op die dag mee naar huis gaven. Op eerste kerstdag moesten deze bedienden namelijk gewoon werken, maar in ruil daarvoor kregen ze vaak de dag na kerst vrij van hun meesters. Goede werknemers kregen bovendien als bedankje een doos met allerlei geschenken en etensresten mee naar huis, een soort middeleeuwse voorloper van het kerstpakket.
Reformatie
Omdat er in de middeleeuwse Rooms-Katholieke Kerk steeds meer feestdagen waren ontstaan, kwam er in de Reformatie een sterke actie op gang tegen al die kerkelijke feestdagen. Ook in de Nederlanden hebben de kerkelijke leiders aanvankelijk getracht al de feestdagen af te schaffen. Zo bepaalde de Synode van Dordt 1574: 'Aangaande de feestdagen naast de zondag is besloten dat men met de zondag alleen tevreden zal zijn. Doch men zal de gewone stof van de geboorte van Christus 's zondags voor de Kerstdag in de kerk behandelen en het volk inzake de afdoening van deze feestdag vermanen, en ook over deze stof op de Kerstdag prediken, zo hij valt op een predikdag. Men zal op Paas- en Pinksterdag over de verrijzenis van Christus en de zending van de Heilige Geest mogen leren, wat in de vrijheid van de dienaren zal staan'.
Men wilde dus aanvankelijk over het kerstgebeuren preken op de zondag voor 25 december. Wat betreft Pasen en Pinksteren moest het Woord alleen bediend worden op de eerste feestdag, op de zondag, en niet op de tweede feestdagen.
Ingrijpen van de overheid
Dat men langzamerhand er toch toe overging om de christelijke feestdagen weer te onderhouden, was een gevolg van de eis van de overheid. Het bleek dat het volk de feestdagen in de week zomaar niet wilde laten verdwijnen. Men wilde de tweede feestdagen, kerst-, paas- en pinksterdagen en ook de nieuwjaars- en hemelvaartsdag onderhouden. Het gevolg was dat het volk zonder kerkdiensten die dagen in ledigheid en losbandigheid doorbracht (vooral vandalisme en openbare dronkenschap).
Om dat te voorkomen beval de overheid dat er kerkdiensten moesten worden gehouden om dit kwaad te voorkomen. Zo bepaalde reeds de volgende Synode van Dordrecht 1578: 'Het ware wel te wensen, dat de vrijheid van zes dagen te arbeiden, van God toegelaten in de kerk gehouden en de zondag alleen gevierd mocht worden. Nochtans, dewijl sommige andere feestdagen door autoriteit van de overheid onderhouden worden, te weten de Kerstdag met de volgende dag, insgelijks de tweede Paasdag en de tweede Pinksterdag en op sommige plaatsen de Nieuwjaarsdag en de Hemelvaartsdag, zo zullen de dienaars naarstigheid doen, dat ze met predikatiën, in dewelke zij inzonderheid van de geboorte en de verrijzenis van Christus, de zending van den Heiligen Geest en dergelijke artikelen des geloofs de gemeente leren zullen, de onnutte en schadelijke lediggang in een heilige en profijtelijke oefening veranderen. Hetzelfde zullen de kerkdienaren doen in die steden, waar meer feestdagen door de autoriteit van de overheid onderhouden worden. Intussen zullen alle kerken arbeiden, dat het gewoonlijk gebruik aller feestdagen, behalve Kerstdag - dewijl Pasen en Pinksteren op de zondag vallen - zoveel mogelijk in en op het allervoegelijkst afgedaan worde'.
Vanaf 1964
In 1964 werden de kerkelijke feestdagen opnieuw bij wet geregeld. 'Algemeen erkende feestdagen in de zin van deze wet zijn: de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd en de vijfde mei.'
Het religieuze karakter van de tweede kerkelijke feestdagen is echter steeds meer verloren gegaan. Het nut van de tweede feestdagen staat nu regelmatig ter discussie - het pleidooi om één van deze dagen in te ruilen voor een islamitische feestdag klinkt zo nu en dan - maar niemand wil echter deze dagen kwijt. De religieuze betekenis van tweede kerstdag is naar de achtergrond verdreven, maar net zoals bij de tweede paas- en pinksterdag neemt de sociale betekenis die plaats in. Maar dat was altijd al zo, schreef iemand: 'Traditioneel gezien hebben de christelijke feestdagen altijd een dubbele betekenis gehad, religieus en sociaal. Maar nu de religieuze betekenis steeds meer naar de achtergrond verdwijnt, worden het bredere, maatschappelijk gedragen feestdagen. Iedereen heeft dan vrij. Dat is fijn natuurlijk, maar ook gewoon praktisch.'
Betekenis
Nu kan men het betreuren, dat de tweede ‘kerkelijke’ feestdagen steeds minder kerkelijk worden. Maar om daarmee aan te geven dat daarmee het christelijk geloof achteruit gaat is ook niet helemaal waar. De oorzaak daarvan ligt op het terrein van het wegsijpelen van het christelijk geloof in het algemeen. Wie vanuit de Reformatie deze zaken bekijkt en daarna de invloed van de wereldse overheid zal met Prediker zeggen: ‘Wie zegt dat de tijden van vroeger beter waren dan die van nu, zegt dat niet uit wijsheid.’
Als predikant heb ik het altijd heerlijk gevonden om – na twee intensieve kerkdiensten op de kerkelijke feestdagen – dan op tweede kerkelijke feestdagen vrij te zijn en het zijn dagen geworden voor familiebijeenkomsten, zoals ze de tweede feestdagen in Zuid-Afrika omschrijven als ‘Family Day’. Voor mij geeft dat helemaal geen verlies, maar winst.
H. Jonkman, Dronten