In zijn boek Onze lieve vrouwe van de schemering voert Jan Willem Otten ons terug naar het begin van de geschiedenis van de mens, zoals beschreven in Genesis en Van den Vondels Lucifer.
Het boek bevat een verzameling essays over poëzie, film en geloof. Eén essay gaat over het paradijs met het proefgebod en een eerdere gebeurtenis, de val van Lucifer (Satan). Deze val wordt prachtig beschreven in het treurspel over Lucifer. Ottens essay betreft een intrigerende verhandeling over de oorsprong van het kwaad en dat tegen de achtergrond van de vraag of de mens vrij is of prooi van allerlei krachten, dat wil zeggen gedetermineerd.
Geheime voorwaarde
In de literatuur is een goed, levensecht verhaal, zo stelt Otten, altijd verbonden met een geheime voorwaarde. En die geheime voorwaarde geldt ook voor het ‘echte’ leven. In een goed verhaal én in het echte leven komt altijd een veto voor. Een belofte, gebod of verbod. Zo mag Assepoester met mooie kleren naar het feest maar ze moet wel vóór twaalf uur thuis zijn, want anders spat de prachtige, fragiele zeepbel stuk. Orpheus mag zijn geliefde maar gestorven Eurydice uit de onderwereld mee terugnemen, maar hij mag niet omkijken of zij hem wel volgt. Net zolang totdat hij het zonlicht heeft bereikt. Twee geboden: om twaalf uur thuis en niet omkijken, want als je dat wel doet, dan…
Het veto, in de vorm van een belofte of gebod, zet het verhaal op spanning. Zonder veto staat er niks op het spel immers? De persoon wordt op de proef gesteld. Met een proefgebod waarvan je je afvraagt: wat is dáár nu het belang van? Waarom om twaalf uur terug zijn? Waarom nou niet even mogen omkijken om te controleren? Waarom mochten Adam en Eva niet van die ene boom een vrucht nemen? Het gáát niet om de waaromvraag, stelt Otten. Wat het paradijsgebod wel duidelijk maakt aan de persoon in kwestie is dit: er valt wat te kiezen. Zonder een gebod of verbod zou de mens zich niet bewust zijn van het feit dat hij ergens tegenin kan gaan, dat hij die vrijheid heeft. En juist deze vrijheid maakt het spannend. Elk moment kan de persoon, om allerlei redenen die hij in alle vrijheid kan bedenken, er tegenin gaan.
Wat betekent trouw zonder vrijheid?
We bidden in het Onze Vader ‘leidt ons niet in verzoeking’ (de protestanten), of ‘leidt ons niet in bekoring’ (de rooms-katholieken). Misschien is het beter, oppert Otten, te bidden ‘leidt ons niet in beproeving’. Maar toch, willen we werkelijk niet in beproeving worden geleid? Willen we niet weten wie we zijn op een bepaald moment? Wat onze trouw écht betekent? Wat we zouden doen als het erop aan kwam? Willen we onszelf niet leren kennen, werkelijk weten hoe we onze vrijheid gebruiken? Is het hoge niveau van onze vrijheid, waarin God ons laat, dat soms niet waard?
Zelfs in de hemel worden schepselen beproefd, stelt Otten. Lucifer, de engel met de hoogste positie, die in het treurspel God trouw zweert (wat vrijheid veronderstelt) maar nog nooit dat woord ‘vrijheid’ nodig heeft gehad. Omdat het nog niet in hem is opgekomen om iets onwettigs te doen. Het idee dat zijn heerlijke, volmaakte bestaan afhankelijk is van ‘iets nalaten’ heeft nog geen enkele concrete betekenis voor Lucifer. Maar dat verandert als God met zijn plan komt om mensen te scheppen. Mensen, wezens die, nadat ze geschapen zijn, gevormd moeten worden om naast Hem te staan. Onder wie dus uiteindelijk ook de engelen zullen vallen. Ook Lucifer, met nu nog zijn hoogste plek. En nu komt het erop aan dat hij, net als de andere engelen, erop vertrouwt dat Gods plan nog steeds volmaakt is en dat ook zíjn toekomstige, minder hoge plaats nog steeds de juiste is.
De gedachte dat die mensen, nu nog al te zeer aardse ‘wormen’, ooit nog eens op de troon naast God terecht zullen komen… En bij dit ‘nog’ zit de speelruimte voor Lucifer. Want ‘nog’ betekent ook ‘nog niet’! En dat is een kans voor Lucifer om er nog een luciferstokje voor te steken. Zijn daad van verzet.
Nynke Sikkema-Holwerda, Hoogeveen