In het vorige artikel is aan de hand van een diagnose geprobeerd vast te stellen wat de oorzaken zouden kunnen zijn waarom ambten niet vervuld kunnen worden. Maar we zijn daar niet in blijven hangen. Het moet weer worden ‘onze’ kerk. Wanneer ik een levend lidmaat ben dan heb ik daar een taak in. Die kan heel divers zijn. In deze bijdrage gaat het om de vervulling van de ambten.
Wanneer de oproep komt om namen in te dienen voor kandidaten die men geschikt acht voor het ambt van ouderling of diaken, is het veel gemakkelijker namen op papier te zetten als men zich betrokken voelt bij het gemeentelijk leven. Want je kent de leden van de gemeente of wijk. Je ziet hun gaven en talenten. Je kunt dus niet achterblijven met het indienen van namen.
Het wordt een zaak van gebed. Voor de kerkenraad zal het ook een vreugde zijn om uit de aangedragen namen de juiste kandidaat-ambtsdragers aan de gemeente voor te stellen. Hoe dat dan moet?
Er wordt een zogenaamde groslijst gemaakt, waarop alle voorgedragen personen staan. Volgens de kerkorde (bijlage 51) kan de kerkenraad daar zo nodig tijdens de vergadering nog namen aan toevoegen. Wat dit laatste betreft, het toevoegen van namen tijdens de vergadering, zie ik persoonlijk liever dat ook kerkenraadsleden vooraf gemotiveerd namen indienen. Zij maken toch ook onderdeel uit van de gemeente? De oproep om namen in te dienen geldt toch ook voor hen?
Maar hoe dan ook, de kerkenraad dient een kandidatenlijst op te stellen waarop dubbel zoveel namen voorkomen als er vacatures zijn. Nu komt dat laatste, dubbel zoveel namen als vacatures, steeds minder vaak voor. Als het artikel van vorige week is gelezen hoeft men niet lang te zoeken naar de reden hiervan.
Een kerkenraad zal zeer goede gronden moeten hebben wanneer hij broeders die vaak door de gemeente zijn genoemd niet kandideert. Een reden zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat de desbetreffende persoon in een bestuur zit van een christelijke organisatie of dat de gezondheid van iemand dit niet toelaat. De kerkenraad zal daar wijs mee moeten omgaan. Maar een gemeente waarin men elkaar kent, zal hiermee bij het voordragen van personen al rekening hebben gehouden. In principe kan ieder mannelijk belijdend lid voor ouderling of diaken in aanmerking komen.
Werken aan de opbouw
Nog een aspect dat ik graag wil benadrukken. Als het ‘onze’ kerk is, dan willen we ook meewerken aan de opbouw van het lichaam van Christus, om de gemeenteleden toe te rusten. Niet op de manier van: dat doe ik wel even. Maar met alle eerbied en in alle nederigheid.
Ambtsdragers mogen zien op Jezus Christus, die gekomen is om te dienen. Ons formulier voor het doen van openbare belijdenis zegt het zo mooi: ‘Belijdt gij dat het u een hartelijke behoefte is door de kracht van de Heilige Geest, God de Here lief te hebben en Hem te dienen naar Zijn Woord, u als een getrouw lid van de gemeente van Christus te openbaren, mede te arbeiden aan de opbouw van Zijn gemeente, ….’
Om dat laatste gaat het mij: de opbouw van Zijn gemeente. Dan kan iemand die tot ouderling of diaken gekozen wordt niet zo gemakkelijk meer zeggen: ‘Het past niet in mijn agenda’, of ‘Daarvoor ben ik niet geschikt’. Je hebt het namelijk onder zeer vele getuigen aan de Here beloofd. Daarvoor zal dan, indien mogelijk, ruimte moeten worden gemaakt. Maar ook, de Here bekwaamt mensen ertoe. Je zult merken dat je gaat groeien in het ambtswerk. Moeilijk? Ja! Zwaar? Soms wel! Het vraagt een offer. Maar je krijgt er ontzettend veel voor terug.
Dienen
Al het werk in de kerk, dus ook het werk van ambtsdragers, is dienen. Hoe meer er gediend wordt door gemeenteleden, hoe meer groei er komt. Dan zal het net zo gaan als in de eerste gemeente te Jeruzalem, dat buitenstaanders gaan zeggen: zie, hoe lief ze elkaar hebben. Dat geeft aantrekkingskracht. De gemeente zal groeien niet alleen in aantal, maar vooral in geloof. Christus’ werk wordt zichtbaar.
Is elke reden om te bedanken voor het ambt wettig? Zijn de gronden daarvoor terecht? Dat is natuurlijk altijd lastig om daar een oordeel over te geven. Hierboven heb ik een aantal redenen genoemd waarmee in het bijzonder rekening kan worden gehouden. En je kunt de gekozen broeders er ook niet met de haren bijslepen. Zo werkt het ook niet. Tijdens kerkenraadsvergaderingen is het ook niet altijd koekoek één zang. Dat zal elke ambtsdrager moeten beamen. En toch, als je als kerkenraadsleden je gezamenlijk buigt onder dat Woord van God en er biddend mee bezig bent, dan zul je merken dat je er niet alleen voor staat, maar dat je als dienaar van de grote dienaar Jezus Christus in alle eenvoud je werk mag doen tot de opbouw van Zijn gemeente.
Ten slotte
Het lijkt allemaal zo menselijk. Maar de Heilige Geest werkt door mensen heen om Zijn Kerk te bouwen. Dat begint met het indienen van namen, het kandideren van broeders voor het ambt, het kiezen van de voorgestelde broeders en ten slotte het antwoord van hen die gekozen zijn. In het begin van het eerste artikel werd nogal sterk de nadruk gelegd op het feit dat het ‘jouw’ kerk is en dat je niet alleen consument bent. Maar in wezen is het Gods Kerk. Hij bouwt Zijn Kerk, waarvan de gemeenteleden de bouwstenen mogen zijn. Als de Grote Dienaar van ons vraagt een ambt te vervullen, kunnen we dan nog in alle eerlijkheid ‘nee‘ zeggen? Wat een zegen wanneer alle gemeenteleden samen de schouders eronder zetten. Wat een zegen ook wanneer er verbindingen worden gemaakt die staan onder het teken van er-zijn-voor-de-ander.
Pieter Sijtsma, Dokkum