Dat de Reformatie in de zestiende eeuw voornamelijk het werk van mannen was, zal iedereen duidelijk zijn.Toch waren er wel vrouwen die in die roerige tijd een bijdrage leverden aan de opbouw van het protestantse kerkelijke leven. Een tweede voorbeeld daarvan is Renata van Ferrara of Renée de France (1510-1575).
Vooral adellijke vrouwen hadden belangstelling en sympathie voor de nieuwe, protestantse leer. Dit zal te maken hebben met het feit dat hun ouders hen onderwijs hadden laten volgen, wat voor de meeste vrouwen toen nog niet was weggelegd. En door hun maatschappelijke positie kwamen ze makkelijker in contact met geleerden en schrijvers.
Van Johannes Calvijn is bekend dat hij wel eens met zulke adellijke dames correspondeerde, omdat zij vaak wel bereid waren om de reformatoren in de verspreiding van de reformatie te ondersteunen. Dit was niet zonder risico. Meestal was de echtgenoot of familie bepaald niet gecharmeerd van een dergelijke geloofsovergang, en liep de betreffende dame gevaar verstoten of zelfs gedood te worden. Calvijn trachtte hen via brieven te bemoedigen en tot standvastigheid aan te sporen. Een van hen was Renata, hertogin van Ferrara.
Aan het hof
Renata was een schoonzus van de Franse koning Frans I. Eigenlijk had ze zelf koningin kunnen worden, ware het niet dat de Franse wet het koningschap aan vrouwen verbood. Op zeventienjarige leeftijd was ze daarom al uitgehuwelijkt aan een Italiaanse hertog: Hercule d’Este, een trouw dienaar van de Roomse Kerk. Sindsdien leefde ze in het Noord-Italiaanse Ferrara, een stad met fraaie kerken en paleizen, een centrum van wetenschap en cultuur. Als begaafde en letterkundig ontwikkelde dame verzamelde ze aan haar hof een kring van intellectuelen om zich heen. Waar mogelijk bood ze bescherming aan wie ter wille van het protestantse geloof werd vervolgd.
Calvijn heeft haar niet alleen brieven geschreven, maar ook een keer bezocht. Toen hij in 1536 zijn eerste <<cursief>> Institutie <<einde cursief>> klaar had, ondernam hij met een vriend een reis naar Italië. Samen bezochten ze toen tevens de vrouw die vanuit de verte zoveel voor het protestantisme betekende. Inmiddels hadden ook vrienden van Calvijn, waaronder Clement Marot, hun heil in Ferrara gezocht. Aan het hertogelijke hof ontmoetten ze elkaar. Dat moest overigens wel stiekem gebeuren, want de hertog bleek steeds minder bereid zijn vrouw in haar geloofsovertuiging vrij te laten. Tussen Calvijn en Renata ontstond een hechte vriendschap. Men zegt wel, dat er naast Calvijns eigen vrouw geen andere vrouw in zijn leven geweest is met wie hij zich zo verbonden wist.
In ongenade
Tijdens het verblijf van Calvijn verslechterde de positie van de hervormingsgezinden snel. De hertog was namelijk vanuit Rome op de vingers getikt dat zijn paleis een broeinest van ketterij dreigde te worden. Wilde hij niet in ongenade vallen, dan moest hij zijn hof zuiveren. Dit deed de hertog vervolgens gehoorzaam. De geestverwanten van zijn vrouw werden weggestuurd, alsook haar volledige hofhouding, die vervangen werd door pausgetrouwe bedienden. De inquisitie pleegde enkele arrestaties. Voor Calvijn was het zaak zo spoedig mogelijk te vertrekken, wat ternauwernood lukte.
Renata bleef achter in een penibele situatie, waarin het steeds moeilijker voor haar werd haar protestantse geloof te blijven belijden. Ze werd in haar eigen paleis gevangen gehouden. Calvijn heeft haar nooit meer persoonlijk ontmoet, maar bleef tot kort voor zijn dood met haar schrijven. Uit de brieven blijkt een diepe en hartelijke verbondenheid.
Terugval?
Uiteindelijk kon de hertogin de druk van de inquisitie niet meer verdragen. In 1554, bijna achttien jaar na haar ontmoeting met Calvijn, bezweek ze voor de druk. Ze ging biechten en nam weer deel aan de mis, waarop ze werd vrijgelaten. Calvijn schreef haar hoezeer deze terugval hem pijn deed. Toch was hij tegenover haar opvallend mild, vergeleken met wat hij in soortgelijke situaties heeft geschreven. Doorgaans vond hij een terugkeer naar de Roomse Kerk een reden om een vriendschap te verbreken. Dat gebeurde hier niet. Hij schreef dat hij nauwelijks kon geloven dat Renata ook innerlijk naar Rome was teruggekeerd. Hij zou gelijk krijgen, al duurde het nog vijf jaar voor dat zou blijken.
Beschermvrouwe
In 1559 stierf de hertog. Op zijn sterfbed liet hij zijn echtgenote beloven nooit meer contact te zullen hebben met Calvijn en anderen die de protestantse leer aanhingen. Dat beloofde ze, al had ze daar meteen al spijt van. Calvijn troostte haar in een pastorale brief, dat ze niet verplicht was zich te houden aan een belofte die zo duidelijk tegen Gods wil inging. Ze besloot naar Frankrijk terug te keren, waar ze op een kasteeltje ging wonen. Daar kon ze in vrijheid naar haar eigen overtuiging leven. Als beschermvrouwe van Franse Hugenoten liet ze anderen ruimhartig in haar gastvrijheid delen. Haar huis werd een toevluchtsoord waar vele protestanten werden opgevangen, ook na de gebeurtenissen van de gruwelijke Bartholomeüsnacht in 1572. Calvijn noemde het 'een herberg Gods'.
Christa Boerke, Apeldoorn
Drs. Christa Boerke is docent kerkgeschiedenis aan de Theologische Universiteit Apeldoorn