Veel (kerk)mensen voelen tegenzin bij het verschijnsel ‘wonderen’. Waarom zou God de zelfgeschapen regels van het heelal doorbreken? Wat een overdreven gedoe, misschien leuk voor primitieve volken, maar heus, moet dat nou?
Eén ding is zeker. Het geloof in een bovennatuurlijke werkelijkheid en in het bestaan van wonderen kan niet worden <<cursief>>bewezen<<einde cursief>>. Het bovennatuurlijke kent geen wetten van oorzaak en gevolg (causaliteit) zoals onze werkelijkheid die kent. Juist dóór het verschijnsel causaliteit kunnen we wetten vaststellen. En door te experimenten kunnen we dat checken. En wie met een wetmatigheid komt, kan door een ander worden <<cursief openen>>gecontroleerd<<sluiten>>: klopt het wat je beweert over onze wereld?
Wie controleert het wonder?
Maar wonderen daarentegen kun je niet zomaar controleren. Dat is veel lastiger. Is iemand wonderbaarlijk genezen? Was de diagnose dan wel juist? En zo ja, wellicht is er in het lichaam een mechanisme in werking gezet waar medici nu nog geen zicht op hebben, maar dat wel alles zou kunnen verklaren. Het zelfgenezend vermogen van het lichaam is immers buitengewoon complex? Positieve verwachtingen en (geloofs)vreugde hebben daar invloed. Een visioen gezien? Goed mogelijk dat het een kwestie was van prikkeling van de hersenen. Per slot van rekening geldt toch: wij zijn ons brein? Ontkennen van wonderen wordt echter lastiger naarmate er meer getuigen zijn, zoals bijvoorbeeld bij de opstanding van Jezus of van Lazarus.
We wenden ons weer opnieuw tot Lewis. Hij denkt dat God níet tegen zijn eigen wetmatigheden ingaat en werkt een citaat van Athanasius uit: ‘Onze Heer nam een lichaam zoals het onze aan en leefde als mens, opdat zij die hadden geweigerd hem als hoofd en opziener van het heelal te erkennen, op grond van de werken die hij hier beneden in het lichaam deed tot de erkenning zouden komen dat wat er in dit lichaam leefde het Woord van God was.’ Anders gezegd, aldus Lewis, wat Christus zélf over zijn wonderen zegt: ‘De Zoon kan niets uit zichzelf doen, hij kan alleen doen wat hij de Vader ziet doen.’
Bewijs van goddelijkheid?
Lewis rolt deze gedachte verder uit. God is reeds élk moment in zijn schepping, maar dan op grote schaal, activiteiten aan het verrichten die zijn Zoon destijds in Palestina, in een ander tempo en op kleinere schaal, aan het doen was. De wonderen zijn feitelijk een herschrijving in kleine lettertjes van hetzelfde verhaal dat in grote koeienletters over het hele universum uitgeschreven staat. Letters die voor sommige mensen te groot zijn om te zien.
Bijvoorbeeld: Jezus verandert water in wijn. Dat doet God al sinds Noach. Maar de mensheid heeft dit proces eerst toegeschreven aan een geest, Bachus of Dionysus bijvoorbeeld. En veel later aan een biochemisch proces, waarmee dan alles zou zijn gezegd.
Brood uit brood
Christenen hebben van Jezus’ wonderen vooral gezegd dat die zijn goddelijkheid bewezen. Maar dat is te pover. Er kwam een Man op aarde die zei de Zoon van God te zijn en Hij toonde aan dat God, en niemand anders, zeggenschap heeft over al wat leeft. Hoofd en opziener van het heelal, zoals Athanasius dat zei. Vermenigvuldiging van brood en vis? Dat is immers Gods ‘business as usual’? Graan vermeerderen, vruchtbaarheid bij vissen? Kijk je er soms overheen? Ceres, de god van het graan? Genius, de god van de vruchtbaarheid? Biochemie? Dan krijg je van Jezus als het ware even een close-up. Zó werkt God. Daarom ook geen broden vanuit stenen gemaakt, zoals de duivel Hem voorstelde. Maar brood uit brood, vis uit vis. Ook de genezingen die Jezus verrichtte zijn niet wezensvreemd aan een schepping waarin (zelf)genezing wezenlijk tot de mogelijkheden behoort.
De maagdelijke geboorte van Jezus is voor de moderne mens vooral irritant. Wellicht omdat seks in onze wereld steeds meer het enige is dat nog op verering kan rekenen. Maar kijk goed: wat Hij in het begin van de tijd eenmaal heeft gedaan zonder menselijke vader, deed God hier opnieuw. En feitelijk bij élk kind opnieuw, ook als Hij wel menselijke vaders als instrument gebruikt. Lewis zouden we zo kunnen samenvatten: het is alles meer van hetzelfde, meer van hetzelfde wonderlijke, scheppende Godsvermogen.
Sprookjes
Genoemde wonderen zijn wezenlijk anders dan die in sprookjes. Daar veranderen kikkers in prinsen, komen rijkelijk gevulde tafels uit het niets tevoorschijn en praten bomen terwijl ze geen stembanden hebben. Stel dat zulke dingen in onze werkelijkheid zouden gebeuren, zou je dan niet denken dat er een vreemde mogendheid de schepping was binnengedrongen en had overgenomen?
Tot nog toe is vooral iets gezegd over één type wonderen, namelijk die wonderen waarbij Jezus snel en in het klein iets deed wat reeds (dus terugwijzend of spiegelend) Gods universele activiteit was/is. In het volgende artikel aandacht voor wonderen die juist vooruitwijzen op wat God gaat doen.
Nynke Sikkema te Hoogeveen
N.a.v. C.S. Lewis, De zeebries der eeuwen; en andere essays, Van Wijnen: Franeker 2013, 288 p., € 14,95, ISBN 978 90 5194 4334.