‘Eén van jullie zal mij verraden.’ En alle discipelen stelden de vraag: ’Ik toch niet?’
Ik blijf dat een bijzondere vraag vinden. Alle discipelen gingen er op dat moment van uit, dat zij het konden zijn. Eén voor één.
Het antwoord van Jezus maakt het ook niet echt beter. ‘Wie zijn hand met mij in de schaal doopt zal mij verraden.’
Voordat we daar een aanwijzing van Judas in zien dienen we ons te realiseren, dat alle discipelen met Jezus in de schaal doopten. Het is een teken van verbondenheid, delen, kameraadschap en gemeenschappelijk geloof. Dat maakt het woord van Jezus nog indringender. Ieder van zijn vrienden kan Hem verraden. Of moet ik zeggen: Ieder van zijn vrienden zal Hem verraden? Het heeft er alle schijn van, dat alle vrienden zich ertoe in staat achtten. Althans, zo lees ik hun vraag. ‘Ik toch niet?’ Daar zitten ongeloof, huiver, onzekerheid en mogelijkheid in. Zij willen niet, maar zullen wel. Zij geloven niet, maar nemen aan van wel. Zij zijn bang voor en doen het toch.
Eén van jullie! Het klinkt dan meteen als ‘ieder van jullie’.
Het meest indringende vind ik nog wel, dat Jezus daarna wél de maaltijd met hen viert en met hen in de schaal doopt. Iedere keer als wij samen het avondmaal vieren gaat dat door mij heen. Indringender dan de zonden, die vergeven zijn, is voor mij de realiteit, dat ik Hem morgen in mijn woorden en daden weer zal ontkennen. En toch deelt Jezus het brood en reikt Hij de beker.
Voor mij is het ‘en toch’ door de jaren heen geworden tot ‘juist daarom’.
Juist daarom breekt Hij het brood en reikt Hij mij de beker.
Morgen mag ik me herinneren, dat Jezus gisteren met mij begon. Alleen zo hou ik het vol in deze verwarrende wereld.
Natuurlijk weet ik, dat onze maaltijden terugkijken. Naar kruis en opstanding. Naar ons goed en kwaad en ons geloof in Gods genade. Natuurlijk weet ik, dat onze maaltijden vooruit kijken naar het grote feest, dat komen gaat. Maar de woorden ‘ik toch niet’ maken, dat voor mij onze maaltijden veel meer betekenis hebben gekregen voor mijn dag van morgen. Ik hoef niet te wanhopen en niet weg te zakken. Hij kende mijn verraad al en toch gaf Hij mij brood en wijn.
P. van Dolderen, Almere