Met regelmaat bidden wij: Uw koninkrijk kome. Sommigen denken hierbij misschien vooral aan de wederkomst. Of de overgang naar de hemel. Anderen, en dat is meer terecht, denken aan de lancering en verbreiding van Gods koninkrijk vanaf het moment dat Jezus op aarde aan zijn bediening begon en zei: ‘Het koninkrijk is nabijgekomen.’
Het gaat dan over ‘hoe God koning wordt op aarde’ of ‘de komst van het koninkrijk, zoals in de hemel, zo ook op aarde’ (N.T. Wright) en waarmee in vervulling gaat wat God in het Oude Testament heeft beloofd, namelijk koning worden op aarde.
Als God zijn machtsgebied op aarde aan het intensiveren en uitbreiden is, dan betekent dat nogal wat. Op het gebied van politiek, onderwijs en noem maar op. Maar het begínt bij mensen waarin God gaat wonen. Concreet betekent het dat onze persoonlijke ‘koninkrijkjes’ moeten wijken. Afsterven. Maar wat zijn dan zoal onze koninkrijkjes?
Je hart volgen?
Jezus zegt heel cryptisch: Waar uw hart is, daar zal ook uw schat zijn. Dat helpt al wat meer. We weten vaak heel goed waar ons ‘hart’ ligt. En een beetje christen weet (hopelijk) ook wel dat ‘je hart volgen’ heel bedenkelijk kan zijn.
Als ik mijn hart volg snoep ik meer dan mij lief is en koop ik van alles en nog wat (onmatigheid). Als ik confrontaties uit de weg ga is dat gemakzuchtige conflictvermijding. Mijn oordeel heb ik graag snel klaar en dan mopper ik wat af (toorn). Ik help graag en denk beter te weten dan de desbetreffende persoon wat goed voor hem is (trotse bemoeizucht). Ik doe het graag beter dan een ander, pronk met resultaten en indien nodig poets ik de resultaten wat op (liegen). Ik wil liever geen grijze muis zijn maar wordt jaloers als een ander unieker lijkt te zijn. Ik verzamel graag spullen of kennis, tot op het gierige af. Ik ga voor ordelijkheid en overzicht maar word geïrriteerd (bang) als iemand roet in het eten gooit. Ik heb goed helder wat in bepaalde situaties nodig is en dender dan over de grenzen van anderen heen (heerszucht). Je hart volgen …
En wat te denken van het koninkrijkje ‘geld’? Dit rijk had ik er nog niet tussen gezet. Omdat Jezus er een bijzondere plaats aan geeft. Hij noemt het ook wel Mammon en typeert het als de wortel van alle kwaad. Dus er zitten zomaar andere koninkrijkjes aan vastgeplakt: gierigheid, over grenzen van anderen heengaan (wie maakt je wat, je hebt poen), pronkzucht en zelfgenoegzaamheid, omkoping, onmatigheid. Kortom, wie hieraan verslingerd is is voorlopig nog niet jarig in Gods koninkrijk…
Losgekoppeld hart
Is het menselijk hart dan zó slecht dat er totaal niks goeds uit voort kán komen? De Bijbel zegt van het hart dat het arglistig is, dat wil zeggen: onbetrouwbaar. Je kunt er niet altijd van op aan. En dat is een fors probleem. God zei tegen Kaïn dat de zonde op de loer ligt. Als een roofdier, op zoek naar een hart dat in wezen reeds onbetrouwbaar is. Dat zich dus zomaar, corrupt als het is, met die zonde zal inlaten en als het dat gedaan heeft zelfs steeds meer. Ja, het hart zal het zelfs ‘goed’ praten. Het zal het geweten, voor zover dat nog functioneert, tot zwijgen brengen als God het niet verhoedt.
Dat brengt ons op de vraag waaróm wij mensen ons zomaar kunnen of willen inlaten met het kwaad. Met zaken als veroordelen, bemoeizucht, mooi weer spelen, gierigheid en zo voort. Bij al die zaken gaat het feitelijk om vormen van egoïsme. Ons van God losgekoppelde hart zoekt altijd een centrum. Als dat, door de loskoppeling, niet langer meer God is, dan worden wijzelf het. Of eventueel ‘onze groep’: kinderen, familie, natie nationalisme, wáár we ons maar mee vereenzelvigen. Eigen volk eerst.
Een losgekoppeld hart is altijd ook een wiebelig, angstig hart. Daarom zoekt het ook zo hardnekkig houvast in één of meer koninkrijkjes. We kunnen die koninkrijkjes daarom vaak maar moeilijk loslaten, want anders dreigt er verlies van macht, liefde of veiligheid. Tenminste, dat dénken we.
Leugens
En hiermee zijn we op het gebied van de leugens aanbeland. We dénken dat het fijner is om genotzuchtig te zijn. Dat we beter af zijn als we de boel wat oppoetsen. Dat we beter kunnen oppotten dan weggeven. Dat we snel met ons oordeel klaar moeten staan, we lijken dan zelf zo voorbeeldig. Dat we voor anderen moeten bepalen wat zij nodig hebben, want dan zijn wíj nodig (belangrijk). We geloven werkelijk dat we moeten presteren om bestaansrecht te hebben en dat als we niet bijzonder genoeg zijn, wij niks waard zijn. We geloven dat we veiligheid en houvast moeten zoeken in regeltjes. En we denken dat het soms nodig is om over andermans grenzen heen te gaan want anders gaat het niet zoals wij denken dat het zou moeten.
Kortom: we denken dat we met behulp van genoemde fratsen ons leven zullen behouden, in stand zullen kunnen houden. Maar Jezus zegt dat het zo niet kan. Wie zijn leven op deze manier zal willen behouden, zal het verliezen. Want zulk leven maakt meer kapot dan je lief is. Maakt relaties kapot, en daarmee anderen en jezelf, want je bent mens-in-relatie.
Paulus spreekt over vernieuwing van ons denken. Leugens dienen we te herkennen. Dat is één kant van het verhaal, de bewustwording. Maar er is ook bereidheid nodig om deze verleidelijke verhaaltjes los te laten en zo de oude mens laten afsterven. Die bereidheid wordt bewerkstelligd door de Heilige Geest die ons in ons hart wil overtuigen dat we in en door Christus alles hebben wat we nodig hebben: liefde, geborgenheid en leiding.
Uw koninkrijk kome. Dat ik in toenemende mate mijn eigengereide fratsen leer herkennen en opgeven, dat ik mijzelf in U geliefd en veilig weet (en voel) en ik daarom naar Uw leiding zal vragen en mij daaraan wil overgeven.
Nynke Sikkema-Holwerda, Hoogeveen