Onlangs hield een predikant een preek over Jezus die de storm op het meer van Galilea tot stilte maande. Jezus verweet daarna zijn discipelen angst. Zij zaten nota bene met Hem in het schip, Hij zat zelfs letterlijk aan het roer! Weliswaar slapend, maar toch.
Had Hij niet gezegd dat ze naar de overkant zouden gaan? Nou dan! Dan zou dat toch zeker ook gebeuren? Het lijkt in dat verhaal alsof de discipelen voor het eerst tot geloof komen. Dat het nu pas goed tot hen doordringt met Wie ze te maken hebben. Wat weerhoudt óns ervan, zo vroeg de predikant, om ons over te geven aan Iemand met zoveel macht? Een belangrijke vraag die niet zo vaak gesteld wordt. Een vraag die gaat over onze weerstanden.
De kerk is over die weerstanden vaak vaag en onderschat ze. Daarover straks eerst. Als tweede iets over de noodzakelijke medewerking van onze kant met betrekking tot die weerstanden. In het tweede artikel volgen dan nog twee onderwerpen. Allereerst het feit dat juist de sterke kanten van onze persoonlijkheid vaak de hardnekkige weerstanden vormen. En: ontzag als een voorwaarde voor overgave/geloof.
Te vaag
Wat weerhoudt ons van overgave? Een kernvraag waar, zoals reeds opgemerkt, veel theologie en preken aan voorbij gaan. Wat zijn we eigenlijk voor mensen? Welke weerstanden moeten er worden overwonnen? Het algemene antwoord hierop, namelijk onze zondigheid, is te vaag om veelzeggend te zijn. Hoezeer waar, hier wordt niemand heet of koud van, eerder neerslachtig. Dit antwoord geeft ook geen aha-beleving, zo van: o, zit daar de kneep!
Ook het theologische antwoord dat de Geest onze weerstand moet doorbreken, zet geen zoden aan de dijk. Hoezeer het ook klopt. Achteraf zeggen mensen met verwondering dat het zonder de Geest ook inderdaad niet gebeurd zou zijn. Want wees nou wel, niemand stapt voor de grap uit zijn comfortzone of gewoontes. Wij mensen zijn dol op gemak en vermijden graag pijn en ongemak. Wij veranderen niet graag onze manieren waarop wij ons geluk, houvast of liefde denken te moeten realiseren. Maar zo’n theologie ‘dat de Geest het moet doen’ kan maken dat we gemakzuchtig achterover leunen: de Geest mag het wel doen, laat Hij zijn goddelijke gang maar gaan…
Medewerking: ontdekking en erkenning
We beseffen dat de overgave aan God niet gaat zonder onze medewerking. Het is immers ónze overgave? We zijn geen marionetten. Wat nodig is om tot overgave te komen is zelfreflectie. Het avondmaalsformulier wijst op zelfonderzoek, de catechismus op onze ‘ellendekennis’. Wat staat ons concreet in de weg? Welke hardnekkige, voor onszelf zo heilige of dierbare gewoonten kunnen of durven we maar niet loslaten? Uit trots en/of angst? Omdat, zo menen wij, dat ten koste zal gaan van allerlei (vermeende) belangen, zoals geluk of houvast. Met als excuus: zo ben ik nu eenmaal … Medewerking, want God overmeestert ons niet, Hij is niet van het geweld noch van het forceren of doordrukken.
Het leven (of beter: God) biedt tal van kansen waarbij we alsnog tot zelfonderzoek kunnen overgaan. Het lijden als Gods megafoon, zoals C.S. Lewis dat noemde. Een baan die mislukt, een relatie die vastloopt, ziekte. Of geldproblemen, verslaving, burn-out, conflict of verlies. Maar let op, zulke momenten kunnen we ook gebruiken om naar de ander te (blijven) wijzen. Naar wat anderen (of God) fout zouden doen. We kunnen dan onze ogen blijven sluiten voor ons eigen aandeel : houding, vermijding of gebondenheid. Toch is dat wel zo handig. Ben ík misschien iemand die altijd de controle wil houden, de baas wil spelen, gelijk wil hebben of het beter weet? Moet ik altijd mijn zin krijgen, aandacht ontvangen, geëerd worden of bewonderd? Of de grijze muis uithangen om maar niet op te vallen?
Naast bitterheid door naar een ander te wijzen hebben we ook nog deze optie: dat we <<cursief>> nóg meer ons best gaan doen…<<einde cursief>> Nog meer controle houden, nog meer baas spelen door over andermans grenzen te gaan, nog meer spullen verzamelen, nog meer pleziertjes zoeken, nog meer je best doen. Jezelf nog aardiger gedragen. Anders gezegd: we verergeren onze ‘ellende’.
Christelijk egoïsme
Het zou jammer zijn als dat zelfonderzoek uit het avondmaalsformulier beperkt bleef tot het rijtje van klassieke ‘erge zonden’. Zeg maar de zonden waar het egoïsme van afdruipt. Een kwestie van afvinken. Alsof het er om gaat dat we wel of niet stout zijn en ergens mee moeten stoppen. Dat is te simpel.
Van veel zonden druipt het egoïsme er bovendien helemaal niet af. Zulke slimme christenen zijn we inmiddels wel. We spreiden ons egoïsme niet al te openlijk ten toon. We zijn het ons vaak daarom niet eens meer bewust. Aardig en behulpzaam zijn om aardig gevonden te worden is zo eentje. Goed je talenten gebruiken (en daarmee gezien willen worden), het lijkt zo christelijk. Van alles op anderen aan te merken hebben, wat lijken we dan zelf voorbeeldig. Dominant zijn want jij weet wat goed christelijk is.
Maar nogmaals, niets dwingt ons tot zelfonderzoek. Bitterheid is en blijft een optie: vooral die ander/Ander moet veranderen. Of de verdrietige optie: nóg harder je best gaan doen en je daardoor gefrustreerd voelen of depressief raken. Of nog verdrietiger: zelfmoord. Vandaag de dag meer dan ooit een ‘uitweg’. Een uitweg die zo pijnlijk de onderliggende nood van élk mens aan het licht brengt: eigen remedies die (vroeg of laat) falen en die jouzelf en/of anderen beschadigen.
Nynke Sikkema-Holwerda, Hoogeveen