Jezus deed nogal moeilijke uitspraken. Over geld, bezit en meegaandheid. Soms lijkt Hij wereldvreemd, soms een pacifist. Dan is Hij weer onwelwillend.
Of een handige strateeg: als het maar wat oplevert. Dan weer, althans ogenschijnlijk, lijkt hij een diplomaat die het conflict uit de weg gaat. Waar is het Hem om te doen?
Te denken valt aan de Bergrede (Luc. 6) en aan de gelijkenis van de verkwistende rentmeester (Luc. 16). Of neem Jezus’ uitspraak ‘Geef aan de keizer wat van de keizer is en aan God wat van God is’ (Mar. 12). Of neem Jezus’ onvriendelijke weigering om te helpen bij een erfenisverdeling (Luc. 12).
In de Bergrede lezen we: ‘Slaat iemand je op de wang, bied hem dan ook de andere, en pakt iemand je jas af, weiger hem ook je hemd niet. Vraagt iemand je om iets, geef het, en pakt men iets van je af, vraag het dan niet terug (…) heb je vijanden lief, doe wel en leen uit, en verwacht daarvoor niets terug (…) want ook Hij is goed voor ondankbare en slechte mensen. Wees barmhartig, zoals jullie Vader barmhartig is.’
Ons morele systeem
Pff, wat streng denk je dan. Zijn we nou nog steeds zo wettisch bezig? En dan wordt in Lucas 16 ons morele systeem opnieuw in de war geschopt door de gelijkenis van de verkwistende rentmeester. Voor wie ontslag dreigt. Hij gaat schuldbekentenissen van de pachters veranderen door ze fors te verminderen. Om zo vrienden te maken. De heer prijst hem erom.
Wie het nou nog weet mag het zeggen. Roept Jezus met ‘ook je hemd’ ons op om de kaas van het brood te laten eten? Het verhaal over de corrupte rentmeester lijkt op ‘het doel heiligt de middelen.’ En maakt Jezus’ uitspraak ‘Geef aan de keizer wat van de keizer is’ ons soms tot brave aangepaste burgers? En waarom nou zo onwelwillend als iemand Hem vraagt te helpen bij een erfeniskwestie? Waar is nu dat geroemde ‘ook je hemd!’ opeens gebleven?
Het is in onze beleving wat overdreven dat Jezus in de Bergrede aanvullende ‘regels’ geeft op de oudtestamentische regels, zoals bijvoorbeeld de ‘oog-om-oog-regeling’. De gemiddelde gelovige weet best dat dit wraakzuchtiger klinkt dan het is. Want het betekent dat onrecht proportioneel moest worden rechtgezet. De bestraffing mocht niet zwaarder zijn dan het vergrijp, zeg maar. Daar zijn we wel voor in. Dus waar blijft nu Jezus’ besef van redelijkheid?
De wet blíjft een richtsnoer
Merkwaardig eigenlijk dat Jezus in de Bergrede de regels lijkt te versterken. En wij maar denken dat we het niet van de wet moeten hebben. Want dat is wettisch. Dat klopt en dat klopt niet. De wet blijft wel degelijk een richtsnoer ten leven, daarin zaten de farizeeërs echt niet fout. Toen een wetgeleerde bij Hem kwam om te vragen hoe hij het eeuwige leven, het leven zoals God dat bedoelt, kon eigen maken, verwees Jezus naar de wet!
Maar het probleem van de wet, of beter: ‘van ons’, is dat ons creatieve dikke ik daar wel raad mee weet! Voor we het weten dienen we vooral ons eigen belang en rekenen we alles naar onszelf toe. Oké, dan heeft Jezus misschien toch wel enigszins een punt. Zou Jezus de regels om díe reden dan nogal overdrijven? Zodat we weer bij een wat rechtvaardiger midden uitkomen? Want ‘ook je hemd’ is goed beschouwd toch buiten alle proporties?
Barmhartigheid ís overdrijving
Jezus’ uitspraak ‘wees barmhartig zoals jullie Vader barmhartig is’ gaat echter veel verder dan het zogenaamde ‘proportionele’ en bedoelt dat ook!
God laat de zon schijnen over goeden en slechten, no matter what. Hij laat het bloed in onze aderen vloeien en ons hart kloppen. Eén en al leven en overvloed, genoeg voor alle mensen. Mensen die zelf intussen niet altijd zo lekker bezig zijn, die elkáár op aarde onrecht aandoen en als beroerde rentmeesters met Gods eigendom omgaan. Zodat er níet voor iedereen genoeg is… Maar desondanks die zon! God reageert dus buitenproportioneel, en dat is nog niet eens het hele verhaal.
Maar, moet ik mij dan de kaas van het brood laten eten? Daarmee bevorder ik toch zeker alleen maar méér onrechtvaardigheid in de wereld! Kijk, dan klinken we opeens wél vol enthousiasme over rechtvaardigheid. Als het maar over óns (‘welbegrepen’) eigenbelang gaat. We kijken even niet naar ingekiste kalveren en plofkippen, de uitgebuite derde-wereld-mensen die goedkope spullen voor ons maken, de oneerlijke verdeling tussen arm en rijk, onze weerzin tegen asielzoekers.
Gods missie om ons te overtuigen
Hmm… Maar nu een waarschuwing. Een schuldgevoel, mocht dat nu al opborrelen, over de oneerlijke verdeling in de wereld is een heel slechte motivator om iets goeds te doen. Want met ‘enkel schuldgevoel’ doen we mogelijk iets goeds voor zover en zolang wij verbinding hebben met dat gevoel. En dat kan heel kort zijn, zoals u en ik wel weten.
Beter kunnen we ons richten op wat er steeds is: Gods geschenk van zon en leven, ondanks onze oneerlijke verdeling van rijkdom. Bewustheid van beide dus. Gods ongelimiteerde barmhartig is dus reden één om zelf ook barmhartig en niet al te ‘proportioneel’ (ten gunste van vooral onszelf) te zijn. Daarnaast geldt, en dat is reden twee: God is er continue op uit om ons ervan te overtuigen dat Hij níet onze vijand is maar Iemand die ons liefheeft. Hij is uit op verzoening met ons. Hij wil ons dus nog veel méér geven dan alleen zonlicht en leven. Hij wil ons écht leven geven door een herstelde verbinding met elk mens tot stand te brengen. Maar dat heeft nogal wat heilige voeten in aarde.
Want mensen zien van nature God als een vijand, als de onbetrouwbare Ander. Als onverschillig jegens ons. Of wraakzuchtig voldoening eisend. God heeft er een enorme kluif aan om mensen op andere gedachten te brengen. Om hun (geloofs)vertrouwen terug te winnen. Want dáár gaat het Hem om. Hij wil bij ons het vertrouwen wekken dat beproevingen of straf geen pesterij zijn maar een correctie, een loutering. Maar krijgt dat maar eens aan ’s mensen verstand gepeuterd… Hij wil bij ons het vertrouwen wekken dat Hij onze zonden vergeeft en ons nieuwe kracht en heiliging kan geven. Dat vergt bij ons een brainswitch van hondertachtig graden.
Nieuwe fluistering
God weet dat zon en leven voor ons niet genoeg zijn. God stopt daarom niet bij wat zonlicht en levenskracht. Plat gezegd: Hij is niet van de krenterige soort. Want onze sterfelijkheid dringt zich dagelijks aan ons op. In de vorm van beelden op de tv, ons feilen en falen, mislukking en onrecht, angst, ziekte en zwakheid. Van onze naasten en onszelf. Aan het eind van al dat zonlicht wacht onverbiddelijk een doodskist. Afscheid van leven dat ons, ondanks alles, toch nog vaak zo lief is. Sterfelijkheid, zwakheid en onrecht, zaken die we zelfs nog wel als verwijten aan Gods voeten durven neer te leggen, wantrouwend als we zijn.
Het ultieme bewijs van Zijn goedgezindheid, Zijn wil om Zich met ons te verzoenen, is dat Hij Zijn Zoon naar de aarde stuurde om ons te bevrijden van de macht van de dood en het kwaad. En daarom lijkt God op een prins zoals in veel sprookjes. De prins die zich de hand verwerft van de begeerde prinses. Door gevaarlijke opdrachten voor dit argwanende persoontje uit te voeren. En daarmee slaat Hij twee vliegen in één klap: verlossing van een dodelijke draak én het ultieme bewijs (!) van trouwe liefde. Dat laatste is nodig, want menselijk wantrouwen zit zo akelig diep.
Alleen liefde zonder maat overtuigt en brengt een nieuwe fluistering op gang in deze wereld. Een fluistering die Jezus het Koninkrijk noemt. En waarvoor Hij de basis ging leggen door het hol van de draak binnen te gaan. Een fluistering waarvan Hij hoopt dat we die voortfluisteren.
Nynke Sikkema-Holwerda, Hoogeveen