Er zijn nogal wat mensen die ergens in het land een zomerhuisje, stacaravan of chalet hebben staan, waar ze vanaf april tot oktober verblijven. Vaak zijn het personen die gebruik hebben gemaakt van een of andere regeling (bijvoorbeeld de VUT) en nu op deze manier genieten van hun vrije tijd.
Jetse en Jannie Leistra (bijna 55 jaar getrouwd) uit Dokkum behoren tot deze groep. Samen met hun vier kinderen gingen ze iedere zomer met hun vouwcaravan op vakantie in Nederland of daarbuiten, vier weken lang. Vele plekken in Europa zijn bezocht. De kinderen vonden het prachtig.
Horrebieter
Op 53-jarige leeftijd raakte Jetse zijn baan als conciërge bij twee christelijke basisscholen kwijt en kreeg op deze manier veel meer vrije tijd. Janny had haar werk nog als verpleegkundige in het toenmalige ziekenhuis De Sionsberg te Dokkum. Een broer van Jetse had op Callantsoog een stacaravan en dat was voor Jetse en Janny de opmaat om er zelf ook eentje aan te schaffen. Het werd Bakkeveen: bungelowpark ‘It Hout’, een park op de grens van Fryslân en Drenthe, waar nog de zondagsrust heerste. Na elf jaar had de omgeving daar geen geheimen meer voor hen en zochten ze om wat anders. Beiden zijn een groot liefhebber van fietsen en tijdens één van hun fietstochten zagen ze in Hoogersmilde (Drenthe) bij een chalet een bordje met ‘te koop’. De keus was snel gemaakt en nu zitten ze al weer bijna tien jaar op recreatiepark De Horrebieter. Zes jaar geleden overleed heel plotseling hun jongste zoon. Samen met z’n gezin woonde hij in De Achterhoek. Jannie: ‘Nu zijn we ook wat dichter bij onze schoondochter met haar kinderen.’
‘De charme van een vaste plek is toch wel dat je niet steeds heen en weer hoeft te reizen naar Dokkum. We hebben hier een complete uitzet bij de hand. Hier zitten we lekker centraal. Vanuit hier maken we veel fietstochten van vijftig tot honderd kilometer. Dat verveelt nooit’, aldus Jetse. Over verveling gesproken, daar hebben ze geen last van. Naast alle huishoudelijke dingen en onderhoud van het chalet en erf, maken ze kaarten voor diverse gelegenheden. Van de opbrengst kunnen ze in samenwerking met het Rode Kruis een gezellige dag organiseren voor blinden en slechtzienden.
Kerkelijk leven
Vanaf het begin in Hoogersmilde gingen ze iedere zondag naar de kerk. Afhankelijk van de predikant werd dat de Gereformeerde of de Hervormde kerk. Wat Janny opviel was iedere keer de hartelijke ontvangst. In het begin was het nog even wennen, want ze ontdekte toch wel wat verschillen met haar thuisgemeente. Maar wanneer er met anderen gesproken en samen gezongen werd, werd er toch een eenheid gevoeld. Janny: ‘Je bleef vaak een kopje koffie drinken na afloop van de kerkdienst en met verschillende mensen had je een gesprek. Maar meedraaien in het gemeentelijk leven daar en echte contacten? Nee, dat niet. Maar wij vonden dat prima zo. Een aantal jaren geleden zijn beide kerken opgegaan in de PKN. Toen merkten wij dat de sfeer toch anders was geworden. Toch een bepaalde hokjesgeest? Wij begonnen er ons steeds minder thuis te voelen. Inmiddels hebben we een tablet tot onze beschikking en sinds die tijd luisteren we iedere zondag live naar de kerkdiensten vanuit Dokkum.’
Het is bijna een traditie dat ze één keer per jaar naar Urk gaan voor een avondje 'zingen in de zomer'. Maar ook zijn ze een trouw bezoeker van de zondagavondzang te Dwingeloo. Hoewel De Horrebieter geen christelijk recreatiepark is, zijn veel bewoners van kerkelijke huize.
Thuisgemeente
Beiden zitten al vele jaren op zangkoor De Lofstem. Zolang het koor oefent, komen ze iedere donderdagavond in Dokkum om te zingen. ‘Zo blijven we ook mooi op de hoogte van alles’, aldus Jetse.
‘Via de mail krijgen we het zondagse mededelingenblad. Dan weten we ook alles van de zieken, de jubilea en wat er verder te doen is. En uiteraard luisteren we nu via de tablet naar de preek.’ Jannie vraagt: ‘Zeg Pieter, op Eerste Pinksterdag las jij een preek, en daarin las je dat elke vogel die over de Dode Zee vloog, het met de dood moest bekopen. Is dat wel waar? Ik heb dit namelijk nergens in de Bijbel kunnen vinden.’ (Ik heb haar maar verteld dat dit niet mijn woorden waren maar van de predikant die dit opgeschreven had, dus zou het wel waar zijn).
Of de thuisgemeente Jetse en Janny zouden missen? Beiden hopen ze van niet, maar weten het niet zeker. Janny vertelt: 'In Dokkum hebben we onze vaste plek in de kerk: achterzaal, tweede rij van voren. Maar nu zitten er vast anderen op onze plek.'
Hun meeleven met de thuisgemeente is vooral in deze zes maanden wat anders dan voorheen; nu is het meer op afstand. Het meeleven heeft zich ook wat meer verplaatst naar hier op de camping, want de saamhorigheid hier is bijzonder groot. Toch gaan ze in die tijd regelmatig naar Dokkum terug, bijvoorbeeld voor een verjaardag of feestje in de familie- en kennissenkring. Ook bij droevige gebeurtenissen, zoals een begrafenis. En natuurlijk voor het zangkoor. Op donderdagavond.
Pieter Sijtsma, Dokkum