In onze kerken is het nog steeds gebruikelijk dat de kerkenraad ook voor de zondagmiddag of –avond een kerkdienst uitschrijft. Maar hoe geef je invulling aan die ‘tweede dienst’?
In de klassieke beroepsbrief aan predikanten staat omschreven dat van de predikant gevraagd wordt zondags tweemaal te preken, eenmaal over de zogenaamde ‘vrije stof’ uit het Oude of Nieuwe Testament en eenmaal over een zondagsafdeling of gedeelte daarvan van de Heidelbergse Catechismus, zó dat geen gedeelte van de catechismus wordt overgeslagen.
Geschiedenis
Op zondag twee keer naar de kerk, waar staat dat in de Bijbel? Die vraag wordt geregeld gesteld. Als we kijken naar de wortels van deze traditie dan moeten we beginnen in het Oude Testament. In de wetgeving schrijft de Here het morgen- en avondoffer voor om een lam aan Hem op te dragen. Op de sabbat wordt dat offer verdubbeld. In het Nieuwe Testament vinden we de gebedstijden die samenvallen met de offertijden in de tempel. We lezen ook op meerdere plaatsen dat men samenkwam, ook op de avond van de eerste dag (Joh.20,9; Hand.20,7). Het is geen gebod, maar wel een gewoonte van de eerste gemeente. De Heilige Geest brengt regelmaat aan in het dagelijks leven door vaste momenten te markeren om God te zoeken.
Met de reformatie (Calvijn) kreeg in Genève de regelmatige kerkdienst met de bediening van Woord en sacrament de plaats van de oude getijden. Omdat velen niet echt bekend waren met de gereformeerde leer werd de zondagmiddagdienst een leerdienst vanuit de Heidelbergse Catechismus, in eerste instantie bedoeld voor de kinderen om de catechismus te leren, maar niet minder voor hun ouders.
Gebaseerd op de offertijden in het Oude Testament en de vaste tijdstippen bij het Jodendom en ook de gewoontevorming die reeds in de eerste christengemeente ontstond, heeft de middag- of avonddienst in de zestiende eeuw de invulling gekregen die wij nu nog kennen: een leerdienst.
Vragen en antwoorden
Maar zult u zeggen: we komen toch iedere zondag in de kerk om iets te leren? En daar hebt u volkomen gelijk in. En toch dient de ochtenddienst een iets ander karakter te hebben dan de middag- of avonddienst. ’s Ochtends kan er meer rechtstreeks vanuit het Oude of Nieuwe Testament worden gepreekt (denk maar aan de tijd van de reformatie) en ’s middags of ’s avonds komt de gemeente, jong en oud, weer bijeen om na te denken over ‘wat geloof ik eigenlijk’. Dan kunnen er allerlei vragen de revue passeren: wie is God? Waarom moest Jezus sterven? Wat is zonde? Hoe zit dat met die opstanding van de Here Jezus? Wanneer ben ik burger van het Koninkrijk der hemelen? Hoe mag ik bidden? Hoe kom ik er achter dat Gods Woord de waarheid is? Zijn alle geloven toch niet een beetje aan elkaar gelijk? En zo kan ieder voor zich wel vragen bedenken.
Ik kan mij nog herinneren dat ik tijdens een huisbezoek een broeder gevraagd heb: 'Wat gelooft u nu eigenlijk?' En toen antwoordde hij: 'Ja, wat geloof ik eigenlijk, ik zou het niet weten.' Juist daarvoor hebben we nu naast de Bijbel een aantal belijdenisgeschriften. Vooral om er achter te komen hoe ik persoonlijk antwoord kan krijgen op een heleboel vragen die bij mij op kunnen komen. En daarvoor is de catechismus bij uitstek geschikt. We zullen dan ook als kerken ons uiterste best moeten doen om het imago van de catechismus op te vijzelen. Waarom zou er vanuit het leerboek dat de kerken van de reformatie zo tot zegen is geweest, niet meer gepreekt hoeven te worden? Het is meer dan de moeite waard ervoor te zorgen dat de catechismus wel oud, maar niet tot het verleden behoort. De catechismus en de catechismusprediking zijn niet muf, oubollig, saai en de verdwijning nabij! Als de prediking al zo is, ligt dit meer aan de manier waarop eruit gepreekt wordt dan dat de inhoud zo is. Natuurlijk is de catechismus in zekere zin een kind van zijn tijd en de verwoording van sommige vragen en zeker de antwoorden vraagt voortdurend om hertaling en actualisatie. Een voorbeeld daarvan is De Heidelbergse Catechismus. Een eigentijdse weergave door dr. W. Verboom.
Het leerboek inruilen voor iets anders vraagt wel en goed alternatief en dat is nog zo snel niet gevonden; dat blijkt maar weer eens. Alleen al de inzet van het leerboek is immers een gouden greep, om vandaaruit de rest te onderwijzen. En als de catechismus bepaalde vragen uit onze tijd niet benoemt, neem dan als predikant de vrijheid zodat ook actuele vragen aan de orde kunnen komen.
In het tweede artikel wil ik meer ingaan op de tweede dienst en de praktijk.
Pieter Sijtsma, Dokkum