Luther heeft in zijn leven en werken veel pastorale gesprekken met allerlei gemeenteleden gevoerd. Hij bezocht vrienden in nood en besprak hun vragen en zorgen. Hij heeft vooral ontzaglijk veel brieven geschreven. Er zijn wel achtentwintighonderd brieven van hem bewaard.
In deze brieven snijdt Luther op pastorale manier heel wat zaken aan, zoals: laat je niet binden aan menselijke meningen; er is troost bij Christus in vertwijfeling, en overwinning in aanvechting, schrijft hij aan een uit het klooster ontsnapte monnik. Het komt op eerlijkheid in je schrijven aan anderen aan, geen heersen meer in kerkelijke zaken. In conflictsituatie moet je je laten leiden door de liefde. Pas op voor casuïstiek in de zielszorg. Wees streng maar tegelijk deemoedig. Leid je gezin en familieleven naar Bijbelse normen. Houdt de vrijheid van een christenmens hoog in je vaandel.
Wanneer Barbara Lisskirchen te Freiburg hem haar worsteling met de vraag 'Zou ik wel uitverkoren zijn?' voorlegt, antwoordt Luther, dat je nooit moet beginnen bij de uitverkiezing, maar bij de roeping en belofte van God. Je mag over de uitverkiezing altijd pas achteraf spreken!
Zielzorger
Uiteindelijk is Jezus Zelf de ware zielzorger. God is je bondgenoot in de aanvechting door de boze. Maak in je zorgen gebruik van de opstanding van Christus. Onderlinge zielszorg sterkt de gemeenschap. Het gesprek met medechristenen is ons opgedragen. We mogen elkaar onze nood vertellen en de ander daarin helpen: het onderling gesprek en de broederlijke vertroosting in het pastoraat. Wie de band aan de liefde van God kwijt raakt, komt in nood.
Wanneer men bijvoorbeeld als student met suïcideneigingen te kampen krijgt, weet dan dat de duivel je met list bespringt. Vergeet niet dat anderen met je meevechten. Vertrouw niet op eigen opvattingen, maar op Jezus de Heer alleen. Aanvechtingen zijn nuttig, want ze sterken ons in de geloofsstrijd en zijn een oefening voor vlees en bloed. Ze zijn tevens een bewijs, dat je een kind van God bent.
De duivel geeft de hemel weg vóór de zonde en na de zonde komt de vertwijfeling, maar Christus doet het tegenovergestelde: Hij geeft de hemel na de zonde en maakt een vrolijk geweten. Ga nooit discussiëren met de duivel, bied hem weerstand met de Woord van God en met je gebed.
Pastoraat moet de mens in zijn geloof sterken en troosten. Bij Rome wordt men door het voldoen aan voorschriften waardig voor het ontvangen van het sacrament en dit bindt je aan het ambtswerk van de priester. Luther leidt in zijn zielszorg de mens tot een persoonlijk geloof in Christus en tot het behouden van het geloof onder Gods genade. De vaders roept hij in zijn grote catechismus bij bespreking van het achtste gebod op zo pastoraal te zijn voor de kinderen en de dienstknechten en -boden.
Onderlinge zielszorg
Het gewone gemeentelid krijgt hier vanuit het algemeen priesterschap een pastorale dienst. Als professor functioneert Luther zelf als zielzorger voor zijn studenten, vooral de theologiestudenten onder hen. Met hen hield hij vele tafelgesprekken. Hij stelt de individuele mens direct voor het aangezicht van God. Niet zijn eigen woord, maar het Woord van God is drager van zijn pastoraat. Daarin zijn drie aspecten vervat: het historische, het persoonlijke, en het gemeentelijke.
Zijn pastoraat is Christus-bepaald, Schrift-gebonden en geweten-rakend. Zo spreekt hij met zijn neef Cyriacus Kauffman en met Hieronymus Weller, de onder aanvechtingen lijdende huisonderwijzer van zijn eigen zoon Hänschen. Luther heeft in zijn pastoraat volop aandacht voor zijn medemens en voor kinderen.
We moeten in de zielszorg, volgens Luther, naast mensen staan, en bijvoorbeeld kind met de kinderen zijn, want God is mens geworden en is in onze zwakheden ingegaan. Luther heeft dan wel geen leer van de zielszorg opgesteld, maar was zelf een begenadigde pedagogische pastor voor de jongere en oudere generatie en een rechte vader, die zijn kinderen opvoedde, zoals God ons opvoedt en vormt.
Luther verzette zich tegen de veruitwendigde biechtpraktijk van de roomse kerk, tegen de werkgerechtigheid en lichtzinnigheid van de religie. Pastoraat is middel tot ernstige zedelijkheid en vertrouwen op de zekerheid van de vergeving in Christus. Daarbij put Luther uit eigen ervaring diepe kennis en wijsheid en helpt daarmee zijn leden de goede weg te gaan en Bijbelse beslissingen te nemen.
Private biecht en boete
Luther wilde de privaat-biecht en het boetedoen behouden, maar toch ook reformeren. Door biecht en boete kan men zichzelf oefenen in het uiterlijke en innerlijke leven. Zo kan men Gods wil en welbehagen leren kennen en doen. Samen het Woord van God verstaan in de concrete situaties van het leven. Weg met alle verplichte zelfonderzoek als folterkamer voor het geweten. Hij daagt de paus uit om vanuit de Bijbel het rechtmatige bestaan van de biechtplícht te bewijzen. Eigen behoeften en vrijwilligheid nopen tot biechten. Luther wijst op de pastorale zegen van de biecht, waarbij de absolutie, de kwijtschelding van de straf op de zonde, hoort, omdat God deze tot troost voor alle zondaren heeft gegeven.
T. Brienen, Hoogeveen