Jezus noemt in zijn bergrede zes opvallende tegenstellingen. Daarbij haalt Hij eerst iets uit de traditie aan, en daar stelt Hij dan zijn eigen woord tegenover: ‘Maar Ik zeg u …’ Deze tegenstellingen worden ook wel antithesen genoemd. Tot nu toe zijn in ons kerkblad twee antithesen besproken. Deze week de derde tegenstelling, waarin Jezus een lichtvaardige scheiding vergelijkt met echtbreuk (Mat.5,31-32).
In zijn antithesen stelt Jezus steeds iets aan de orde wat in zijn tijd speelde. Bijvoorbeeld: mensen werden ten onrechte boos op elkaar. Jezus zei dat zijn leerlingen niet in die boosheid mochten blijven hangen. Zie de eerste antithese (Mat.5,21-26). In zijn tweede antithese bekritiseerde hij mannen die geen wacht zetten voor hun ogen (Mat.5,27-30).
Scheidingsakte
In zijn derde antithese onderstreept Jezus het belang van huwelijkstrouw. In zijn dagen gebeurde het regelmatig dat een man nogal gemakkelijk zijn vrouw wegstuurde, omdat hij niet meer tevreden over haar was. Als hij haar haar scheidingsakte had gegeven, was hun huwelijk ontbonden. Jezus vat die formele praktijk als volgt samen: Al wie zijn vrouw wegzendt, moet haar een scheidbrief geven (Mat.5,31).
Het lijkt alsof Jezus daarmee een gebod uit het Oude Testament aanhaalt, namelijk dat een man die zijn vrouw wegstuurt, haar een scheidingsakte moet geven. Jezus spreekt toch over een 'moeten'?
Maar dat is niet het geval: Jezus haalt geen oudtestamentisch gebod aan, want een dergelijk gebod komt in het Oude Testament niet voor. Wel was het gebruikelijk dat een man die zijn vrouw wegstuurde, haar een scheidingsakte gaf. Op die manier spreekt het bijbelboek Deuteronomium erover (24,1).
Mozes noemt dit gebruik in een schriftgedeelte dat handelt over een tweede huwelijk met dezelfde vrouw. Hij verbiedt een tweede huwelijk met dezelfde vrouw als zij in de tussentijd met een andere man gehuwd is geweest. En dan – bij wijze van spreken tussen neus en lippen door – noemt Mozes de scheidingsakte: Als een man zijn vrouw wegstuurt en een scheidingsakte heeft geschreven, mag hij later niet opnieuw met haar trouwen als ze in de tussentijd een andere huwelijkse verbintenis heeft gehad. Nergens staat dus een gebod: u moet een scheidingsakte schrijven.
Praktijk
Ondertussen was dat wel de praktijk geworden in het oude Israël. En die praktijk kreeg de kracht van een gebod: het moet gebeuren. Vandaar dat Jezus dit zo samenvat: Al wie zijn vrouw wegzendt, moet haar een scheidbrief geven (Mat.5,31).
Deze scheidingsakte hield in dat de desbetreffende vrouw vrij was voor een volgend huwelijk. De man had met die akte daarvoor toestemming gegeven, en zou daarop niet terugkomen. Hij mocht dat dan ook niet doen. Hij kon haar dan niet bij haar nieuwe man vandaan halen, want hij had met de akte toestemming gegeven voor een volgend huwelijk. Die akte diende tot bescherming van de vrouw, en ook tot bescherming van het huwelijk.
Maar goed, mensen zijn arglistig. De tijdgenoten van Jezus hadden hun eigen gedachten en wensen, en wilden toch ook wel de verlangens van hun hart volgen. Tegelijkertijd wilden zij zich houden aan de wet van God. Dus… als ik de vrouw die ik wegstuur, haar akte meegeef waarin staat dat ze vrij is voor een volgend huwelijk, en als ik dan ook mijn verplichtingen ten opzichte van haar nakom, haar het geldbedrag meegeef waarop zij recht heeft, en misschien ook nog wel wat extra's erbij, dan heb ik toch mijn plicht vervuld?
Populair
In die tijd van het Nieuwe Testament was de gangbare praktijk dat een man zijn vrouw om allerlei redenen mocht wegsturen. Deze praktijk was populair. Voor een scheiding was dus geen rechtszaak meer verplicht waarin de schuldvraag werd beantwoord.
Voor een vrouw die haar man niet meer kon behagen, was dat een weldaad in vergelijking met de vroegere praktijk: het werd niet allemaal in het openbaar besproken wat zij volgens haar man fout had gedaan. Bovendien kreeg zij een geldbedrag mee. Dat werd in de scheidingsakte beschreven.
Ongetwijfeld heeft rabbi Hillel, die deze praktijk introduceerde, daarmee goede bedoelingen gehad. Hij zag misstanden en wilde die aanpakken.
Maar er kleefde ook een nadeel aan deze praktijk. Dat nadeel bleek al spoedig: mannen grepen deze nieuwe juridische mogelijkheid aan om het huwelijk waarin zij niet (meer) gelukkig waren, vlot en zonder gedoe te beëindigen. Zo zeiden ze: als we het maar netjes regelen … En: we moeten wel goed uit elkaar gaan.
Maar zo heeft God het niet bedoeld toen Hij in het begin man en vrouw bij elkaar bracht.
Daaraan herinnert Jezus zijn tijdgenoten, met goddelijk gezag: Maar Ik zeg u… En wat stelt Hij daar dan tegenover? Dit, dat het huwelijk een vaste ordening van God is, die je niet om willekeurig welke reden mag verbreken. God vraagt trouw.
(wordt vervolgd)
D.J. Steensma, Feanwâlden