In de Bijbel komen veel bomen voor, maar het is voor ons niet altijd even duidelijk welke boom precies bedoeld wordt. De cipres was een lange, dunne, conifeerachtige boom. Maar dan kan ook een zilverspar of een jeneverbes bedoeld zijn.
De cipres kwam vooral voor in het Judese bergland en in de hooglanden van Edom. Met de cipres in Libanon – waarvan koning Hiram het hout leverde aan koning Salomo –, was waarschijnlijk een zilverspar bedoeld.
Als je in de Bijbel zoekt naar ‘cipres’, vind je hem alleen in de boeken van de profeten. Soms om aan te duiden hoe machtig een volk is. Assyrië bijvoorbeeld: ‘Zelfs in de tuin van God was er geen ceder als hij, geen cipres met zulke takken’ (Ez.31,8). Het beeld van een cipres kan ook gebruikt worden als hoop voor de toekomst: ‘Voor een doornstruik zal een cipres opkomen, voor een distel zal een mirt opkomen’ (Jes.55,13).
De Latijnse naam voor cipres is sempervirens, omdat hij altijd groen blijft. Bovendien kan hij heel oud worden: hij staat symbool voor leven en eeuwigheid, en is daarom vaak op mediterrane kerkhoven te vinden. Voor de oude Grieken en Romeinen was de cipres een heilige boom, gewijd aan de onderwereld en het hiernamaals.
Cipressenhout is geweldig duurzaam. Het werd in de oudheid gebruikt voor scheepsbouw, voor tempeldeuren en sarcofagen. Maar omdat gevreesd werd voor het uitsterven van cipresbossen, is men daarmee opgehouden.
Cipresolie is ook nu nog een middel tegen tal van kwaaltjes, variërend van zweetvoeten en spataders tot heesheid en cellulitis.
Janneke van der Molen, Bierum