In zijn bergrede spreekt Jezus diegenen zalig die lijden aan geestelijke armoede, die beseffen dat zij bij God niets kunnen inbrengen en slechts als arme zondaren tot Hem kunnen komen. Zij ervaren hun eigen onvermogen in het dienen van God. Maar Jezus bemoedigt hen, en noemt hen gelukkig.
Hoezo gelukkig? Omdat zij daarin iets bereiken van het ware mens-zijn, namelijk verlangen naar God! Is dat niet het hoogste geluk dat een schepsel verlangt naar zijn Schepper?
Armoede is een poort waardoor God binnenkomt in het hart van zijn kinderen. Daartegenover is 'rijkdom' een ernstige belemmering. Als je vol bent van jezelf en alles wat je in acht hebt genomen, hoe kan God dan door zijn Geest binnenkomen? Maar voor armen van geest is er geluk. En wat is geluk anders dan dat je als mens tot je bestemming komt? Dat je wordt zoals God heeft bedoeld?
Vrucht
Deze armoede van geest hebben we niet van nature meegekregen. Integendeel. Wat ons eigen is, is 'rijkdom'. We wilden toch als God zijn?
De vraag is dan ook: hoe word je arm van geest, en raak je die 'natuurlijke' rijkdom kwijt? Het antwoord is heel gemakkelijk. Dat is het werk van de heilige Geest. Hij doet je je armoede, je schuld beseffen. Hij overtuigt je ervan. Arm-van-geest-zijn is een vrucht van de Geest. De Geest schenkt verlangen naar de rijkdom van Christus. Hij maakt dat een 'arme zondaar' verlangt naar een rijke Christus, en dat een verloren zoon verlangt naar het huis van zijn vader. Nee, je dúrft dan niet, maar tóch word je daarnaartoe getrokken.
De Geest zorgt er dan voor dat je een mens bent zoals God heeft bedoeld. Hij maakt zijn kinderen toch rijk doordat Hij hun vernedert in deze armoede? Hij voedt zijn kinderen, bij wijze van spreken, met honger. Honger in deze zin: verlangen naar hemzelf. Zo maakt Hij de zijnen gelukkig doordat Hij dit 'ongeluk' van armoede in hun leven brengt.
Daarover spreekt trouwens ook het Oude Testament. Jesaja profeteert tegen mensen die de dienst van God maar op hun eigen manier invullen, en menen dat zij Hem tevreden kunnen stellen. Vreselijk hoe zij daarmee de HERE beledigen. Jesaja vertelt dan op wie God wél acht slaat, namelijk op de ellendige, de verslagene van geest, en wie voor zijn woord beeft (Jes.66,2). Gelukkig de verslagene van geest, en wie voor zijn woord beeft.
Verslagen
Gelukkig diegene die bij zijn besef van tekortschieten in zijn taak in het hemelse koninkrijk zijn hulp van de Allerhoogste verwacht. Gelukkig diegene die al zijn hulp en kracht alléén van God verwacht, en een bedelaar is bij de troon waar genade ontvangen mag worden.
Jezus heeft daarvan het ultieme voorbeeld gegeven. Hij heeft getoond hoe je vanuit geestelijke armoede alles van God mag verwachten. Verlangde Hij vanuit de diepte van de ellende van zijn godverlatenheid niet naar zijn Vader?
Hoe rijk van geest was de Zoon vóór zijn vleeswording! Hij deelde in de goddelijke heerlijkheid en majesteit. Medeschepper was Hij, gelijk aan God. Hoe rijk was Hij aan gedachten en aan mogelijkheden! Maar Hij is arm geworden. Alles raakte Hij kwijt. Ja, vrijwillig gaf Hij zijn goddelijke rijkdom op. Hij was ertoe bereid 'tot zonde gemaakt' te worden. Wat is dat anders dan geestelijke armoede? Christus nam de schuld van de zijnen op zich, waardoor er voor Hem geen enkele toegang meer was tot de troon van God. Want hoe kan iemand die tot zonde is gemaakt, tot de Allerhoogste naderen, die geen enkele zonde verdraagt?
Hoe arm van geest werd Hij! Heeft Hij dat ook niet laten zien toen Hij het water van de Jordaan inging? Daarmee vereenzelvigde Hij zich toch met ons? Hij daalde af in de diepte van de ellende (Ps.130) van onze armoede.
Vertrouwen
Deze neerdaling in onze armoede zien wij vooral ook in Getsemane. Daar moest een engel Hem bijstaan. En waar was de ellende van zijn armoede dieper dan op Golgota? Terwijl de tollenaar die bij de tempel stond, en zijn ogen niet durfde opslaan, niet werd verworpen, werd Jezus dat wél. Arm van geest werd Hij tot in de dood, ja de dood van het kruis. Maar vanuit die armoede verlangde Hij tóch naar zijn God. Zo werd Hij in zijn armoede tot zijn Vader aangetrokken.
Maar deze verschrikkelijke armoede heeft Christus geleden opdat een ieder die door het geloof aan Hem verbonden is, niet verloren gaat in zijn armoede maar behouden wordt, én zelfs geestelijk ontzettend rijk wordt.
Om wat Hij heeft gedaan, is er plaats bij God, in het Vaderhuis. Er is plaats voor armen van geest. Voor diegenen die belijden:
Zie, ik breng voor mijn behoud
U geen wierook, mirr' of goud;
moede kom ik, arm en naakt,
tot de God, die zalig maakt,
die de arme kleedt en voedt,
die de zondaar leven doet.
Gelukkig de armen van geest, die verlangen naar God en vertrouwen op zijn beloften, want voor hen is het koninkrijk der hemelen. Zij delen in al de schatten en gaven van Christus in Wie de beloften van God ja en amen zijn.
D.J. Steensma, Feanwâlden