Zoals er een burgerlijk jaar bestaat, dat op 1 januari begint en op 31 december eindigt, zo is er ook een kerkelijk jaar, dat echter niet gelijk op loopt met het burgerlijke jaar. Het begint met de eerste zondag van de Advent, en het eindigt met de laatste (= derde) zondag van de Voleinding.
Dat begin en einde is niet op één datum vast te leggen. Het is ieder jaar weer even iets anders, en dat wordt vooral bepaald door de datum van het Paasfeest.
Burgerlijk jaar
Het burgerlijke jaar is bepaald door de gregoriaanse kalender, genoemd naar Paus Gregorius XIII. In 1582 is die vastgesteld en tot gelding gebracht. Het is in de meeste landen de officiële kalender geworden, al is de invoering ervan per land verschillend geweest, tot in de 20e eeuw toe. Daarvoor hebben er tal van verschillende systemen van kalenderberekening bestaan. Daarvan is de joodse kalender belangrijk, omdat daar een ander jaarbegin wordt betracht, maar ook een andere jaartelling. (voor ons huidige jaar 2019 wordt in de joodse wereld 5799/5780 geteld - vanaf de schepping).
Kerkelijk jaar
In de meeste kerken wordt een kalender van feest- en gedenkdagen gehanteerd, die al dateert van voor de grote scheiding tussen westerse en oosterse kerken (11e eeuw). De uiteindelijke vorm is het resultaat van een eeuwenlange ontwikkeling, die ook nog regionale verschillen heeft gekend. Het is trouwens ook mogelijk dat er nieuwe zaken worden toegevoegd, en oudere zaken verdwijnen.
Weekkalender
Het jaar kent een indeling in maanden, weken en dagen. Maatgevend is de week als het totaal van zeven dagen. Daarvoor zijn aanwijzingen te vinden in de Heilige Schrift. Genesis 1 kent de indeling van de zes scheppingsdagen, gevolgd door een sabbat, een rustdag. Het is echter opvallend, dat de benaming van die dagen ontleend is aan goddelijke gestalten: zon en maan, Germaanse goden: woensdag = Wodan, donderdag = Donar, vrijdag = Freya, zaterdag = Saturnus, de Romeinse god van de landbouw. Nu is het interessant dat de vroegchristelijke kerk een ander verband heeft gelegd met de heilsfeiten, en wel als volgt: de zondag, als eerste dag van de week wordt als de dag van de opstanding van Christus gevierd, terwijl de vrijdag als dag van het sterven van Jezus Christus wordt tot een dag van vasten en boetedoening. Daarnaast gebeurde dat ook op de woensdag. In de loop der eeuwen zijn vooral monniken aan weekdagen gedachtenissen gaan verbinden Zo werd de maandag toegewijd aan de engelen, de dinsdag aan Johannes de Doper, de donderdag aan de apostelen, wonderdoeners en bisschoppen, en de zaterdag aan de martelaren, de belijders en alle gestorvenen. Wat in de weekdagen aan de orde kwam, werd in een uitvergrote zin op bepaalde dagen en tijden van het kerkelijk jaar gevierd.
Heiligenkalender
Een speciaal voorbeeld is dat van de heiligen. Verschillende heiligen kregen een eigen naamdag, waarbij bijzondere aandacht werd gegeven aan hun leven, aan hun betekenis voor de kerk in het algemeen, of aan een regionale of lokale kerk in het bijzonder. Op hoofdpunten ging dat wereldwijd gelden. Op lege data kon er aan bijzondere personen worden gedacht. Er bestaan kalenders waarbij er meerdere heiligen op een enkele datum worden vermeld. Tijdens het morgengebed of het nachtgebed wordt er aandacht aan de betreffende heilige besteed. Op den duur ging de volksdevotie in de heiligen voorsprekers zien, en hen als zodanig aanspreken. In de reformatie is daarin grote verandering gekomen. Principieel vooral omdat we slechts één Voorspreker kennen, namelijk Jezus Christus. Praktisch kwam er ook verandering omdat de vele heiligendagen schadelijk bleken voor een gezonde economische ontwikkeling. Wat wel overeind bleef, zien we in de Anglicaanse Kerk: die heeft een eigen heiligenkalender met naast de bijbelse heiligen ook Angelsaksische heiligen. Ook in de protestantse wereld komt er weer toenemende belangstelling voor de heiligen. Niet om hen te vereren, maar wel om hun betekenis voor kerk en wereld niet te vergeten. Een voorbeeld is te vinden in de Utrechtse Domkerk. Daar hebben ook mensen als Bonhoeffer of Martin Luther King een plek gekregen.
Kerkelijke Jaarkalender
Van Calvijn is bekend, dat hij weinig ophad met de kerkelijke feesten, en als je in zijn voetspoor zou kunnen spreken van calvinisten en neocalvinisten: daar kun je soms die gedachten ook nu aantreffen. Maar er is wel wat veranderd: in hoofdlijn worden de christelijk feesten weer volop gevierd. Calvijn had voor zijn overtuiging wel degelijk argumenten. Zo zocht hij aansluiting bij de praktijk van de oude kerk, om de bijbelboeken in hun geheel te lezen en uit te leggen. Dat noemen we wel de lectio continua, de voortgaande lezing. Dat principe is trouwens afkomstig uit de joodse synagogepraktijk. Dat er in plaats daarvan een pericopensysteem is ontwikkeld, met grotendeels lezingen uit de apostolische brieven en de evangeliën, is wellicht te wijten aan de toenemende vervreemding tussen synagoge en kerk. Dat er anderzijds de voorkeur wordt gegeven aan de vrije tekstkeuze, kon wel eens ingegeven zijn door de doperse overtuigingen waarin subjectieve gevoelens van voorgangers prioriteit hadden. Daar wilde Calvijn ook niet van weten. Het hele Woord van God moest gelezen en bepreekt worden.
D.J.K.G. Ruiter, Arum