De farizeeën waren heel plichtsgetrouw. Zij gaven tienden van de ruit (Luc.11,42). De volledige naam van deze plant is <<cursief>>ruta graveolens<,einde cursief, letterlijk: zwaar ruikende wijnruit. Deze vaste blauwachtig groene plant wordt zo'n negentig centimeter hoog. De bloemen zijn geel. Blijkbaar werd deze plant gekweekt. Want de farizeeën moesten daarvan toch de tienden geven?
Hij werd waarschijnlijk gekweekt vanwege zijn geneeskrachtige, desinfecterende werking, en zou goed zijn tegen bijensteken en slangen- en schorpioenenbeten. Ook vandaag de dag wordt wijnruit nog gebruikt door kruidengeneeskundigen, vooral bij kwalen die met bloed te maken hebben.
Maar de plant werd in bijbelse tijden waarschijnlijk ook gekweekt vanwege zijn smaak, als specerij dus. Maar je moest wel oppassen dat je er niet teveel van gebruikte. De smaak was nogal sterk. De joden spraken over 'bitter kruid'. De bittere smaak deed hen denken aan de zware tijd die zij in Egypte hadden meegemaakt. De bladeren en vruchten worden nog steeds in keukens rondom de Middellandse Zee gebruikt.
Opvallend is dat de farizeeën tienden van de ruit gaven. De wet van Mozes schreef voor dat tienden moesten worden gegeven van het koren, de olie, de wijn en vruchten (Deut.14,23). Maar in de overlevering voegden de joden daar dus zelf deze specerijen aan toe. Een mooie gedachte! Je probeert datgene wat je in de Bijbel hebt gelezen toe te passen op je eigen leven, en zegt: God heeft niet alleen recht op wat letterlijk in zijn woord staat, maar op héél mijn leven. Ook de wijnruit behoort Hem toe!
D.J. Steensma, Feanwâlden